Kerk als teken van goddelijke hoop

Over de kerk kun je op heel verschillende manieren schrijven. Dat merkte ik toen ik in 1994 gevraagd werd om een stukje te schrijven voor een Algemene Vergadering van Beraad van de Remonstrantse Broederschap. Men wilde een speciale Jongerengemeente Arminius oprichten.

Ik schreef toen een nogal idealistisch stuk over de waarde van de kerk. Hoe bijzonder het was, dat je in de kerk alle leeftijden, sociale klassen, mannen en vrouwen en welke onderscheiding je maar kon bedenken, bij elkaar zou hebben. Moest de gemeente niet het lichaam van Christus zijn (1 Kor. 12) waarin alle ledematen even belangrijk en even nodig waren? De kerk is geen club van gelijkgestemden, maar uiteindelijk een (van Hogerhand) samengeroepen zooitje, dat samen kerk mag zijn.

Een vriendelijke godsdienstsocioloog sprak mij aan. Hij waardeerde mijn idealisme, maar legde mij uit dat het in de werkelijkheid niet zo werkte. Elke groep bestond nu eenmaal uit enigszins gelijkgezinde, op elkaar lijkende mensen. Anders werkt een groep niet. Elke groep heeft een wij-gevoel en heeft grenzen nodig. Modern gezegd: elke groep gaat uit van OSM en DSM. Ons soort mensen en dat soort mensen. Of je het nu leuk vindt of niet.

Identiteit als strategische keuze

En natuurlijk had hij gelijk. In mijn proefschrift dat ik in de twaalf jaren daarna zou schrijven over de remonstrantse identiteit, werd steeds duidelijker hoe groepsvorming ontstaat. Hoe een bepaalde visie op de groep tijdgebonden is. Hoe het soms handig kan zijn om een strategische keuze te maken die de hele identiteit van een kerkgenootschap verandert. In negentig jaar tijd, van 1850 tot 1940, veranderde de Remonstrantse Broederschap. Aan het begin van die periode functioneerde zij als een noodverband van gemeenten die hun bestaan ontleenden aan een historische vergissing in 1619, want ze waren eigenlijk een ten onrechte verstoten kind van de Hervormde Kerk. Vervolgens evolueerde zij in een bewust zeer vrijzinnig religieuze volksuniversiteit die alle kerkelijke veren probeerde af te schudden (en daarmee een enorm succes had en in vijftig jaar vijf keer zo groot werd). Om uit te komen bij een wat kerkelijker gezelschap dat enige zekerheid (een belijdenis en liturgische teksten) nodig had, om na alle ellende van de Eerste Wereldoorlog weer verder te kunnen.

Identiteit bleek dus nogal modegevoelig. De wens om nieuwe mensen binnen te halen joeg bestaande mensen naar de uitgang. Bij de nieuwe identiteit voelden zij zich niet meer thuis. Vanzelfsprekend deed men altijd een beroep op de geschiedenis om uit te leggen dat het beeld van het kerkgenootschap dat nu in de mode was, altijd en overal had gegolden. In de jaren veertig en vijftig bloeide de Remonstrantse Broederschap als nooit tevoren.

Afbeeldingen: Marjorie Specht

Verdamping

Vanaf 1960 heeft ons kerkgenootschap, net als bijna alle christelijke, georganiseerde religie in West-Europa te lijden onder de secularisatie. Of beter gezegd: onder het verdampen van de georganiseerde religie. In een rapper tempo dan we kunnen bijhouden verdampt het ledental. Vanaf het moment dat ik lid werd van de Remonstrantse Broederschap, in 1986, zijn er altijd initiatieven geweest om de teruggang tot staan te brengen, is er gedroomd van een grootse toekomst voor ons kerkgenootschap, dat altijd al een boodschap had die bij moderne, individualistische mensen zou passen. We hebben tenslotte goud in handen! Maar geen proces van revitalisatie, geen grootse projecten waarmee we ons op de kaart wilden zetten, geen reclame-acties en geen innovatieplekken hebben de beweging van de tijd weten tegen te houden. Het is de vraag of de Remonstranten bij het verschijnen van dit boekje net wel of net niet door de bodem van 4.000 leden en vrienden zijn gezakt…

Gehecht aan kerkelijke vormen

Ik geef toe: ik ben erg gehecht aan de protestantse, kerkelijke vormen die in de afgelopen eeuwen zijn ontwikkeld. Toevallige vormen, waar ik me thuis bij voel. Vormen die niet erg in de mode zijn. Ik kan niet veel met de gedachte dat we het zonder de georganiseerde godsdienst moeten doen. Dat die zijn tijd gehad heeft en dat het gaat om het behoud van de geest van het remonstrantisme of de geest van het christendom. Ik weet niet of ik er zonder die oude vormen nog zin in heb. Of ik er mee verder ga. Dan misschien liever bij een behoudender kerk, die als zodanig herkenbaar blijft. Een zorg is voor mij, dat de tot geest van het remonstrantisme omgevormde georganiseerde religie weinig specifieke inhoud meer heeft. Ik zie dan een sympathieke, humanistische wereldbeschouwing tevoorschijn komen, waar niemand wat tegen kan hebben, maar waar ik ook niet warm van wordt. Geen herinneringen meer aan Jezus van Nazareth die iets goddelijks boven en tegenover ons present stelde. Die ons meer te vertellen had dan we zelf wel konden bedenken. Een boodschap die ons boven ons zelf uittilde. Die ons verbindt met tweeduizend jaar christendom en nog langer jodendom.

Door God bijeen vergaderd

Dan blijf ik liever, al is het soms tegen beter weten in, vasthouden aan waar de kerk van oudsher voor stond: een groep mensen, door God geroepen, om samen teken te zijn van een goddelijke hoop. Een groep die er niet zomaar is, die ten diepste niet afhankelijk is van menselijke inzet of succes, maar die haar bestaan gegrond weet in God die oneindig groter is dan wij kunnen bedenken.

Misschien heeft die groep haar tijd wel gehad, misschien heeft de Remonstrantse Broederschap in het bijzonder, of de kerk in het algemeen, haar tijd uitgediend. Mooier gezegd, zoals de (ik geef toe orthodoxe) remonstrantse collega’s het in de negentiende eeuw zeiden, heeft zij de raad Gods uitgediend. Het zij zo.

Tot die tijd blijf ik werken in een feilbare, menselijke organisatie. Blijf ik geloven in een goddelijke grond waarop we mogen bouwen. Blijf ik erop vertrouwen dat niet wij het zijn die de groei brengt, maar de Geest die ons toch nog kan inspireren. Zing ik een klassiek lied:

Door God bijeen vergaderd,

één volk dat Hem behoort,

als kinderen van één Vader;

één doop, één Geest, één woord.

Zo offert allerwege

de kerk U lof en prijs.

Eén naam is aller zegen,

één brood is aller spijs.

Met God zijn wij verbonden,

met Vader, Zoon en Geest,

met alwie overwonnen,

alwie zijn trouw geweest.

Bewijs ons uw genade,

dan zingen wij bevrijd

de glorie van uw daden,

in tijd en eeuwigheid

(Lied 968: 2 en 5)

Tjaard Barnard
predikant in de remonstrantse gemeenten Rotterdam en Nieuwkoop

Bestel nu!

Het boek Mijn God is te bestellen voor €6,50 (excl. portokosten).

Er is ook een digitale versie te downloaden voor een bedrag van €5,-