Het werd een van de meest bijzondere vieringen die ik heb meegemaakt: een dienst op een dakterras in Istanboel. We schrijven 2006 toen we met een groep uit Vrijburg, de samenwerkingsgemeente van vrijzinnige protestanten en remonstranten in Amsterdam, een reis maakten naar deze Turkse metropool. Op de grens van oost en west, op de grens van christendom en islam.
Op pinksterzondag hielden we met elkaar een dienst op het dakterras van ons hotel, met uitzicht over de miljoenenstad met zijn koepels, minaretten en het water van de Bosporus. Een van ons had een zakbijbeltje bij zich, stof voor gebeden was er ook, maar een liedboek, dat hadden we niet. Dus probeerden we uit ons geheugen een pinksterlied op te diepen en zo goed en kwaad als het ging op te schrijven. We kwamen uit bij het lied Geest van hierboven. Hetappel daarin is meteen al sterk: leer ons geloven, hopen, liefhebben door uw kracht. Of we het lied ook konden vermenigvuldigen weet ik niet meer. Maar het werd een gedenkwaardig moment, met als uitsmijter voor mij een preek, voor de vuist weg. En ook, zoals een reisgenoot zich later herinnerde, omdat ik voorging in korte broek! Het feest van de Geest in een stad vol moskeeën, die ook een bakermat was geweest van vroege christenen. Waar nu de oude Hagia Sophia inmiddels weer tot moskee is geworden, waar de patriarch van Constantinopel nog steeds zijn zetel heeft. Juist daar en op dat moment konden we de grenzeloosheid van Gods Geest ervaren: buiten de muren van de eigen geloofscultuur, buiten de eigen kerkmuren en buiten de gedrukte liturgie. Zo waren we die zondag met elkaar verbonden in een gemeenschappelijke zingevingstocht.
Natuurlijk hoef je geen verre reis te maken om bevlogen te raken en een moment van verbondenheid mee te maken. Een moment dat je in beweging zet of deelgenoot maakt van een groep die in het leven vooruit wil. Jezus’ leerlingen beleefden die kracht binnenskamers, zo horen we in het pinksterverhaal. De grote stilte, die zich eerder van hen had meester gemaakt, werd verbroken door een onverwachte beweging. Zijn vuur bleek nog niet gedoofd, maar genoeg aanwezig om opnieuw op te laaien.
Kan dit vuur van de Geest bij ons, individueel maar ook in onze geloofsgemeenschappen, nog weer oplaaien? Is er nog ruimte, maken we nog ruimte voor wat ons na aan het hart ligt, voor wat onze passies zijn? Of blijven we vastzitten in het – door onszelf gesponnen – web van efficiëntie en targets, waarbij ons verstand het oplaaien van het vuur geregeld in de weg zit?
Soms citeer ik in een dienst een vers van de Jezuïet Paul Begheijn:
Diep in de akker
van ieders wezen
ligt een schat verborgen.
Zoek, en je vindt
God zelf, inwonend
tastbaar nabij.
De bron van geluk
ontspringt er in hem.
Begheijn duidt deze schat aan als een vonk die warmte, licht en hoop kan geven. Als we deze kunnen opdelven worden wij mensen weer zo wijd als de wereld. Is deze vonk niet het eerste element waarmee we kunnen bouwen aan wat we Gods nieuwe wereld noemen? Een vuur dat je – zelf en met elkaar – brandend mag houden en soms weer moet aanwakkeren, zodat het niet onder de as verdwijnt.
Afbeeldingen: Marjorie Specht
In onze wereld waaien natuurlijk niet alleen goede maar ook boze geesten. Geesten die lak hebben aan verbinding zoeken en het niet zo nauw nemen met de menselijke waardigheid. Die, zelfs in naam van God, anderen kleineren, hun wil opleggen, uitbuiten en martelen. En er niet voor terugdeinzen om te doden, maar intussen zelf niets van een ander willen verdragen. Het blijft de kunst om je door deze geesten niet te laten vangen of inpakken. Dat kan als we elkaar, naast of zelfs voorbij de verdeeldheid, blijven vertellen wat goed is; als we de ander als mens blijven zien en ook iets gunnen: een leven met uitzicht. Dan word je zelf ook weer zo wijd als de wereld. Dat lijkt vanzelfsprekender dan het is, want je beseft niet altijd dat je ook jezelf opsluit als je anderen in hun mogelijkheden beperkt.
Daarom zou ik willen pleiten voor een theologische lichtvoetigheid, maar niet zonder inhoud. Want vrijzinnige christenen bepleiten en beamen graag een dogmavrij geloof en een vrije zoektocht. Maar of je dat in de praktijk zo gemakkelijk afgaat? Om nog maar te zwijgen van het gevaar dat je het Christuskind met het badwater weggooit. Nee, de Geest heeft geregeld een flinke dobber aan zijn vrijgevochten leerlingen.
Hoe blijven we dan op zijn spoor zonder inhoudsloos te worden? Hoe kunnen we een bevlogen mens blijven, die tegelijk ook naar buiten kijkt? Misschien allereerst door ontmoetingen en gesprekken met mensen om ons heen. Deze zomer ontmoetten mijn vrouw en ik in de Litouwse hoofdstad Vilnius een predikant die rond 1990 grenswacht was toen het land zich losmaakte van de Sovjet-Unie. Zijn groep, een man of zes, werd door Sovjetmilitairen onder vuur genomen en hij was de enige overlevende. Wel was hij invalide geworden. Kort daarna besloot hij theologie te gaan studeren en dominee te worden. Van zijn bevlogen woorden in het Litouws verstonden wij niets. Na afloop van de dienst hoorden we dat het ging over het zout der aarde en het licht der wereld uit Matt. 5. Wij mogen het zout zijn, dat is een geschenk van God, zo vertelde deze dominee/grenswachter ons. Zijn levensverhaal raakte ons. Het zorgde meteen voor meer herkenning en verbinding. Werk van de Geest van hierboven?
Lense Lijzen
predikant in de Geertekerk in Utrecht
Het boek Mijn God is te bestellen voor €6,50 (excl. portokosten).
Er is ook een digitale versie te downloaden voor een bedrag van €5,-