Glad ijs. Voor het eerst in mijn leven recenseer ik een kerkdienst en wel die van afgelopen zondag 14 juni in de Geertekerk in Utrecht. Dus ik kom uit mijn comfortzone van lui achterover hangende kerkganger en schrijf op wat ik ervan vind. Allereerst: prettig dat er iemand is die je welkom heet, als je de kerk binnenkomt. Je krijgt een stevige hand, ditmaal van kerkenraadsvoorzitter Gert-Jan Schmal. Ook plezierig: dominee Heine Siebrand staat op een podium te preken en beklimt niet de ivoren toren die preekstoel heet. Dat zorgt voor verbinding, bij mij tenminste. De kerkzaal is goed gevuld, ik schat zo’n 150 à 200 bezoekers en het is goed te merken dat er diverse fans van Heine op deze dienst afkwamen; niet zo gek als je weet dat hij tot voor kort vaste predikant was van de Geertekerk. Lichtelijk irritant is de overvloed aan liederen van Huub Oosterhuis. Hoewel de taal, vormen en muziek van Oosterhuis/Oomen me zeker in vervoering kunnen brengen, had het nu best een onsje minder gekund. Deze Remonstrant zingt op zijn tijd graag een stevige psalm of andere meezinger. Het is wel een feestje zoals Marian van Dijk het orgel te lijf gaat en dwingt tot lichte tonen, passend in het geheel. Terwijl ik niet van orgels ben.
Dan thema en preek: het wordt een aangename mengeling van – let op: het mosterdzaadje uit Mattheus, Erik van Muiswinkel & Diederik van Vleuten, Oblomov, Emily Dickinson en Arjen Lubach. Wat heeft dit allemaal met het Koninkrijk van God te maken? Heel veel, zegt Siebrand, misschien is het wel de kern: dat het allemaal tot je komt, dat je er geen moeite voor hoeft te doen, dat je mag zijn als Oblomov, de archetypische figuur uit de roman van Gontsjarov, die passiviteit als doel leek te hebben. Van Vleuten en Van Muiswinkel maakten er een voorstelling over. En ook aan de groei van het eenmaal geplante mosterdzaadje hoef je zelf niks te doen: terwijl je lekker onbezorgd slaapt, groeit dat zaadje tot een grote boom, waar de vogels in schuilen. De grote Amerikaanse dichteres Emily Dickinson schreef vergelijkbaar en ontroerend over de verantwoordelijkheid van de bloem, die elk voorjaar weer opkomt en waarbij niemand weet op welk moment de knop precies open springt. Dan de populaire programmamaker en schrijver Arjen Lubach: bij hem ontdekt Siebrand religieuze motieven, bijvoorbeeld in zijn schroom om te dicht bij de door hem verafgode schrijfster Maria Goos te komen. Heine praat het allemaal grondig én lichtvoetig aan elkaar en de zaal geniet af en toe hoorbaar.
Geen oproep lijkt het om in het hier en nu in actie te komen, plannen te smeden en die terstond uit te voeren. Maar er gaat een aangename rust van het verhaal uit en dat sterkt een mens, als hij tenslotte de zware kerkdeur opent, naar buiten stapt, de fiets en zichzelf van zijn kettingen ontdoet en fluitend in de voorjaarszon huiswaarts keert. En wat natuurlijk ook goed kan is dat ik hier en daar een dwarsverbandje heb gemist. Excuus daarvoor dominee en lezers van dit stukje. Ik trad uit mijn comfortzone en schreef het gewoon maar even op.