Tekst zoals uitgesproken na de Twee op de Kansel-dienst van zondag 22 september 2024 in de Arminiuskerk Rotterdam. Thema Erasmus en de vrije wil. Hieronder vindt u de toespraak na afloop bij de presentatie van het boek van Koen Holtzapffel Erasmus en de vrije wil.
Beste Erasmusliefhebbers:
Iets minder dan een jaar geleden, op Erasmus’ geboortedag 28 oktober, organiseerde ik in deze kerk een studiedag. Over remonstranten als Erasmusfans van het eerste uur. Een aantal van u was daarbij aanwezig. Rotterdam, Erasmus en de Remonstranten, dat bleek een gouden driehoek, nog beter gezegd op de zondagmorgen, een bijna heilige Drieëenheid. Ik beloofde toen dat ik een jaar later met een boek over het thema zou komen. Belofte maakt schuld en vandaag los ik die belofte gelukkig in met Erasmus en de vrije wil. Christendom en humanisme: hun onlosmakelijke band. Naast Erasmus komen ook Rotterdam en de Remonstranten weer ter sprake, maar nu in veel breder verband.
Toen ik laatst ergens preekte zei een dame na afloop tegen me: wist u eigenlijk dominee dat u een beetje op Erasmus lijkt? Toen wist ik het zeker: nu moet ik ophouden met mijn Erasmus-studie, ik ben lang genoeg in zijn ban geweest. En het thuisfront kon de naam van de goede Erasmus zo langzamerhand ook niet meer horen. Echt genoeg is het natuurlijk nooit. Dat geldt voor mij als Erasmusliefhebber, maar ook de echte Erasmuskenners zullen het alleen maar beamen. Ruim 100 werken zijn van hem bekend en het wetenschappelijk Erasmusonderzoek gaat altijd door evenals de actuele wetenschappelijke uitgave van zijn Verzameld Werk. Gelukkig was ik gebonden aan een duidelijke dead-line, september 2024. Immers de maand waarin 500 jaar geleden Erasmus’ De libero arbitrio, Over de vrije wilskeuze verscheen. Erasmus had lang geaarzeld om tegen Luther te schrijven, maar toen hij het deed, deed hij het op zijn erasmiaans. Degelijk, met talloze verwijzingen naar bijbelteksten en kerkvaders. En ook met de bedoeling om in redelijkheid tot een vergelijk te komen. Of in ieder geval ruimte te laten voor verschillende opvattingen. Over een zaak, de menselijke vrije wil in relatie tot God, die volgens Erasmus beslist niet tot de kernzaken van het geloof behoorde. Daarover hoefde je het dus ook niet eens te zijn. Luther dacht er als bekend heel anders over. Voor hem was het wel een kernkwestie van het geloof waarover je het per se eens moest zijn.
In 1525 sloeg hij tot ontzetting van Erasmus hard terug met zijn Over de slaafse wil. Het is tussen Erasmus en Luther niet meer goed gekomen. Toegegeven, niet iedereen zal 500 jr na dato wakker liggen van de pennestrijd tussen deze twee reuzen van de geest. Maar een dik Amerikaans boek erover spreekt van ‘A Fight for the Western Mind’, een gevecht om de koers die de westerse geest nadien zou gaan varen. Werd het Luthers gepassioneerde, maar ook dogmatisch-gesloten benadering?
Of toch meer Erasmus’ genuanceerde, op filologisch-wetenschappelijk onderzoek gebaseerde en naar cultuur open benadering? Je kunt niet zeggen dat één van de twee benaderingen gewonnen heeft. In de gepolariseerde tijden van toen stichtte Luther een nieuwe kerk, de gematigde middenpositie leek aan de verliezende hand. Later kwam de waardering voor dat genuanceerde midden alsnog. Maar, ook wij leven in gepolariseerde tijden. En net als toen is er denk ik ook nu grote behoefte aan een genuanceerde middenpositie. Toen en nu blijft een erasmiaanse geest heel hard nodig.
In het boek zoom ik, na een korte schets van Erasmus’ leven en werken, in het eerste deel in op die discussie over de vrije wil. Dat kon niet zonder een bescheiden duik in de theologiegeschiedenis. Namen als Augustinus en Pelagius duiken op, Paulus en zijn brief aan de Romeinen. Voor de meesten van u geen lectuur voor op het nachtkastje, maar wil je Erasmus recht doen dan moet je over de theologische achtergronden wel iets zeggen. Zeker waar bijbel en kerkvaders bij ons niet maar bij Erasmus wel op het nachtkastje lagen. Beter nog: hij stond ermee op en ging ermee naar bed. En niet onbelangrijk: de strijd om de vrije wil ging na Luther en Erasmus gewoon door. Tot op de dag van vandaag. Daarbij lijkt God vervangen door het Lot, Toeval, Brein, Genen Artificial Intelligence. Allemaal fenomenen die zorgen dat opnieuw de vraag wordt gesteld of mensen uberhaupt een vrije wil hebben. Neurobiologen, filosofen, psychologen zijn er mee bezig, en ook nog steeds theologen. Ik heb gepoogd ook het huidige debat in het boek recht te doen.
In het tweede deel heb ik de kans gegrepen om, nu ik toch over Erasmus schreef, ook andere thema’s ter sprake te brengen. Thema’s die wellicht verrassen en alles met Erasmus’ vroomheid van doen hebben. Een vroomheid die ons vaak niet meer zo vertrouwd is, ook niet altijd aan zal spreken, maar die wel wezenlijk bij Erasmus en zijn kijk op de wereld hoort. Je kunt Erasmus niet lospellen uit zijn vroomheid en alleen nog associëren met humanisme, humor, vrijheid en verdraagzaamheid. Juist niet in Erasmusstad Rotterdam waar Erasmus tot een soort van merknaam is geworden. Humanisme, humor, vrijheid en verdraagzaamheid horen natuurlijk bij Erasmus, maar altijd in samenhang met zijn geloofsopvattingen. En, dat beloof ik u, ook dan kan Erasmus fascinerend en inspirerend zijn, misschien ook wel juist waar hij af en toe stevig met onze geseculariseerde opvattingen schuurt. Bijvoorbeeld in zijn geheel eigen verbinding van praktische gematigdheid en evangelische radicaliteit. Met het NT in de hand sloeg Erasmus de christelijke machthebbers van zijn tijd om de oren. Zij noemden zich toch christelijke vorsten, Karel V, Frans I, Hendrik VIII?
Dan moesten ze dat niet alleen in woorden maar ook in daden tot uitdrukking brengen. Met Jezus als het grote voorbeeld om na te volgen. Als zij dat zouden doen, dan zou de aarde meer op een hemels paradijs gaan lijken in plaats van een hel vol oorlog, hebzucht, domheid, onverdraagzaamheid en schijn-heiligheid.
In het tweede deel van het boek gaat het dus over Jezus, over oorlog en vrede, over tolerantie. Algemener: over de altijd actuele vraag hoe macht kan worden gebonden door moraal. Erasmus versus tijdgenoot Machiavelli. Dat tweede deel begin ik overigens niet met Jezus maar met Socrates. Want dat is natuurlijk een van de fascinerende kanten van Erasmus en zijn collega renaissance-humanisten. Zij zagen Jeruzalem en Athene, geloof en wetenschap, cultuur en christendom niet als tegengesteld, maar als elkaar aanvullend. Natuurlijk was Jezus voor Erasmus de volmaakte gids voor ieder mens die een vroom, deugdzaam en redelijk leven wilde leiden, maar onderweg daarheen was Socrates een hele goede tweede. Net als Jezus had hij zijn idealen in het dagelijks leven in praktijk gebracht én net als Jezus was hij er zelfs voor gestorven.
Laat het nu juist Socrates zijn die me bij het laatste, derde deel van het boek brengt. Daarin komt de ondertitel van het boek, die wat mij betreft onlosmakelijke band tussen christendom en humanisme, ter sprake. Erasmus’ kijk op de wereld is betiteld als renaissancehumanisme, bijbels humanisme en ook als humanistisch christendom. Ik kies voor die laatste term en poog de band tussen geloof en humanisme door te trekken naar het heden. Wat betekent humanistisch christendom nu en hoe verbind je twee geestelijke stromingen die vroeger niet, maar tegenwoordig wel vaak als tegengesteld worden ervaren? Ik weid er hier niet verder over uit, u leest er in het boek meer over. Wel vermeld ik graag dat juist de Rotterdamse remonstranten, lang na Erasmus, in de 18e eeuw, Socrates’ eer hebben verdedigd. Tegen verdachtmakingen aan Socrates’ adres vanuit orthodoxe hoek.
De Rotterdamse remonstrantse predikant en vogelkenner Cornelis Nozeman schreef het boek Socrates’ eere gehandhaafd. Socrates’ deugdzaamheid mocht beslist niet in twijfel worden getrokken, ook al hielden de oude Atheners er wellicht een wat andere seksuele moraal op na dan vrome christenen in Nozemans eigen tijd. Ook de heidense Socrates zou wellicht een plaatsje krijgen in de christelijke hemel, dat was in ieder geval niet uit te sluiten. Ik vermoed dat Erasmus het er van harte mee eens zou zijn geweest, al moest je ook als humanistische christenen niet voor God willen spelen. Enfin, voor mij opnieuw een bewijs dat de remonstranten zich humanistische christenen mogen noemen en best een beetje trots mogen zijn op het feit dat zij Erasmusfans zijn van het eerste uur.
Overigens, ik laat in dat derde deel ook zien dat Erasmus geen heilige was en dat we ook moeten durven aangeven waar we aan Erasmus voorbij moeten gaan. Bijvoorbeeld als het gaat om de verhouding tussen lichaam en geest, jodendom en christendom en de visie op verdraagzaamheid. Maar, dat zijn dan de bekende gebreken van zijn briljante hoedanigheid, de defauts de ses qualités.
Laat ik vandaag eindigen met het citaat waarmee ik het boek begin. Een citaat niet van maar over Erasmus, en wel van de remonstrantse geschiedschrijver Gerard Brandt. Hij schreef in de tweede helft van de 17e eeuw een geschiedenis van de Reformatie vanuit remonstrants perspectief. Toen het beroemde standbeeld van Erasmus, meer dan 400 jaar oud inmiddels, toen dat in 1677 verplaatst moest worden schreef Brandt een niet uitgevoerd inscriptiegedicht voor het nieuwe voetstuk van het standbeeld:
Erasmus leeft, al is zijn lijk vergaan.
Het eerbeeld van dien Phoenix blijft nog staan.
Zijn zachte geest, ten Hemel opgevaren,
Leert Jezus’ liefde en vrede in duizend blâren (bladeren).
Het vaderland verwint door dezen held,
De onweetendheid, het bijgeloof, ’t geweld.
Inderdaad: Erasmus leeft gelukkig, maar laat het dan in al zijn, ook vrome, veelzijdigheid zijn.