Enigszins ongerust door de aankondiging van de komst van een Turkse minister naar Rotterdam, rijd ik rond zes uur ’s-middags op mijn scootmobiel naar mijn apotheek in het centrum van Rotterdam, een blok verder dan het Turkse consulaat. Er hangt een rare sfeer, met politiewagens die de zijstraten blokkeren en kleine groepen jongemannen die op hun mobiel turen en heftig discussiëren. Mensen komen aan met de bekende grote kartonnen dozen vol Turkse vlaggen. Dezelfde vlaggen die een paar maanden geleden, op de avond van de zogeheten mislukte coup, het Taksimplein in Istanboel en de Erasmusbrug in Rotterdam rood kleurden. Spontane manifestaties? Laat me niet lachen, dit is allemaal vakkundig georganiseerd.
Alles goed en wel maar ik moet mijn medicijnen halen! Om dat te doen, moet ik van mijn scoot af, een paar meter lopen tussen een groep Turken en de politie, mijn afhaalnummer op het kasje indrukken, naar binnen gaan en zorgen dat ik zo snel mogelijk weer wegkom. Bij de Beurs krijg ik het ronduit benauwd. Er hangt een onbestemde sfeer van afwachtende dreiging en ik weet niet hoe snel ik naar huis moet. Intussen heb ik vernomen dat in Hillegersberg de boel op slot staat. Is dit mijn stad? Is dit mijn land?
De stad is onrustig. Dat kun je vanuit mijn huis gewoon horen. Het gangbare geroezemoes krijgt iets nerveus en onheilspellend. Zodra de Turkse televisie heeft opgeroepen in Rotterdam de straat op te gaan, stromen luid toeterende auto’s de stad in vanuit Rotterdam Zuid. De Erasmusbrug is geblokkeerd. Later op de avond en tot een uur of half drie ’s-nachts, is het een ballet van helikopters en ambulances, onder luid geschreeuw en geknal van vuurwerk. Zo een unheimisch gevoel heb ik alleen meegemaakt in 1967, gedurende de Yom Kippoer oorlog. Ja, oorlogsdreiging, daar lijkt dit het meeste op.
Gelukkig hebben we in dit land verstandige bestuurders waar ik het volste vertrouwen in heb. Maar wat mij ten diepste verontrust, zijn de gevoelens die in mijn hart opkomen en mij woorden in de mond leggen waarvan ik nooit dacht dat ik die zou uitspreken. Tot pleur op aan toe. We zijn in de veertigdagentijd, een periode van bezinning. Daar hebben we vijf weken, vijf zondagen voor, op weg naar Pasen. Maar hoe beteugel je spontane woede? En hoe sta je op Paasmorgen op met in het hart het gevoel herboren te worden, als een nieuwe, vreedzame mens?