Als het dan toch gebeurt is er ongeloof. Boosheid. Angst. Verdriet. Beklemming.
Het is natuurlijk wachten op de volgende aanslag: waar, hoe, hoeveel, hoe dichtbij?
En dan gebeurt het zo dichtbij: in de stad waar ik geboren ben, waar mijn familie woont en waar mijn kinderen net zo thuis zijn als in Nederland. Talloze malen was ik met vrienden en met de kinderen op Breitscheidplatz in Berlijn, de plaats van de aanslag. De plek heeft vele verrukkingen: voor kinderen een fantastische Wasserklops: een creatieve wereldbol-fontein. Het Europacenter met café’s en met de fanshop van Herta BSC, de grootste Berlijnse voetbalclub. De Gedächtniskirche in oud en in nieuw. In gedachten ga ik naar het moderne gedeelte van de kerk, waar de Stalingrad-Madonna hangt, een houtskooltekening van de arts en predikant Kurt Reuber: Kerstmis 1942 midden in de hel van Stalingrad. Een vrouw buigt zich over het kind, beiden zijn door een groot kleed omhuld. Daar weer omheen staan de woorden: 1942 Weihnachten im Kessel – Festung Stalingrad – Licht, Leben, Liebe.
In een brief aan zijn vrouw schrijft Reuber deze woorden: ‘….Was soll ich dazu noch sagen? Wenn man unsere Lage bedenkt, in der Dunkelheit, Tod und Hass umgehen – und unsere Sehnsucht nach Licht, Leben, Liebe, die so unendlich groß ist in jedem von uns!…`‘
`… Wat kan ik hier nog van zeggen? Als je onze situatie bedenkt vol duisternis, dood en haat – en ons verlangen naar licht, leven, liefde, dat zo oneindig groot is in iedereen!…’ Reuber overleed in 1944 in krijgsgevangenschap.
Iets in mij wordt dankbaar en kalm, door deze woorden van zo lang geleden en ook van zo dichtbij. Ontelbaar zijn de plaatsen van verlangen, de gebeden om licht, de brieven aan geliefden. Ontelbaar zijn de vele woordeloze gebeden die in ontferming geborgen zijn. Ik voel me gekend en gedragen.