Op de begrafenis van de Engelse staatsman Winston Churchill, op een ijskoude dag in januari 1965, was dochter Sarah dronken. Ik lees dit bijna achteloos opgeschreven zinnetje in het indrukwekkende boek dat Sonia Purnell schreef over het leven van Clementine, de vrouw van Winston. Het illustreert de weg die de Churchills door het leven gingen: alles in het teken van het aan de macht brengen en houden van Winston, koste wat kost, ook als het om hun eigen kinderen ging. Clementine en Winston trouwden in 1908. Van Clementine is niet zeker wie haar biologische vader was en ook de moeder van Winston deelde regelmatig het bed met andere mannen dan haar wettige echtgenoot. Clementine had geen warme jeugd, met een kille, vaak afwezige moeder en helaas zette dit ook de toon voor de omgang met haar eigen kinderen.
Maar misschien kon het niet anders. De Churchills hadden een missie en die kon denkelijk alleen volbracht worden als alles daaraan ondergeschikt werd gemaakt, ook het lot van hun eigen kinderen. Winston zat al in het begin van de twintigste eeuw dicht bij de macht, hij was in de Eerste Wereldoorlog al minister. Hij was geen man van twijfels, althans niet openlijke en wist wat hij wilde. Het bijzondere is dat Clementine hem door roeien en ruiten steunde, maar intussen wel degelijk haar invloed had op zijn politieke leven. Ongelooflijk hoezeer zij de kuiperijen van tegenstanders doorzag en hen de wind uit de zeilen nam en hoe ze via talloze lunches, diners en afspraken politieke zwaargewichten in het kamp van Winston wist te krijgen.
Maar ze steunde hem ook aan de vooravond van D-Day, de riskante invasie op de Normandische kust van 6 juni 1944, toen Winstons gedachten terug gingen naar WO I waar hij medeverantwoordelijk was voor de vernietigende nederlaag die de Engelsen leden op Galipoli, waarbij 20.000 soldaten uit het Gemenebest sneuvelden. ‘I have nothing to offer but blood, toil, tears, and sweat’, de Churchills wisten hoe waar die zin uit een van zijn toespraken aan het begin van de oorlog was. Uiteindelijk beleefden de Churchills hun ‘finest hours’ in de tweede wereldoorlog, toen Winston minister-president werd, nadat hij in de jaren voor de oorlog als roepende in de woestijn waarschuwde voor de gevaren van Hitlers nazi-Duitsland.
Hij was wars van de ‘appeasement-politiek’ van Chamberlain en de zijnen en toen hij eenmaal zelf prime-minister werd had hij maar één doel voor ogen: de Duitsers verslaan. De Britten waren in Europa de enigen die daar nog toe in staat waren, maar ze hadden daarbij de hulp van de onwillige Amerikanen nodig. Clementine deed er werkelijk alles aan om samen met Churchill de Amerikanen te overtuigen van deelname aan de oorlog. De gewillige schoondochter Pamela, vrouw van het zwarte schaap Randolph, was daarbij een belangrijk ‘instrument’ en het wordt in het boek wel duidelijk dat Winston en Clementine meer dan een oogje dichtknepen, als Pamela intieme banden aanknoopte met een invloedrijke Amerikaan.
De focus op macht en het winnen van de oorlog ging ten koste van hun privéleven. Zowel Winston als Clementine bezweken af en toe onder de druk, al bleef dat voor de buitenwereld meestal verborgen. Veelvuldig laste Clementine rustpauzes in en verdween ze ook voor haar kinderen uit beeld, binnen of buiten Engeland. Enkele kinderen bleven de rest van hun leven ongelukkig en stierven jong. Bijzonder zijn ook de voortdurende geldproblemen, veroorzaakt door de wens van zeker Winston om op stand te leven. De Churchills werden regelmatig financieel ondersteund door bemiddelde vrienden.
Met de kennis van nu was er maar één man geschikt om Groot-Brittanië en Europa aan de overwinning te helpen: Winston Churchill. En wie het prachtige boek van Purnell leest weet ook dat er maar één vrouw was die daarvoor onmisbaar was: Clementine.