‘Laat het los’, zei een vriendin aan de telefoon wijselijk toen ik mij over een discussie opwond die in een vriendengroep speelde. We gaan om de vijf jaar met elkaar een weekend weg. In het verleden gingen we dan bijvoorbeeld naar een stad in het buitenland. Nu vond ik samen met enkele anderen dat we dichter bij huis moesten blijven. In ieder geval niet vliegen. Bovendien is het leven nu flink duurder geworden en de financiële situaties binnen de groep verschillen nogal.
En trouwens, de wereld staat in brand en velen lijden. Het voelde in mijn ogen maar wat ongemakkelijk allemaal. Een deel van de groep verheugde zich juist om een keer in de vijf jaar een reisje over de grens te maken. Verschillende standpunten botsten.
Op dat moment bleken het bevrijdende woorden. Ik had me helemaal vastgedraaid in mijn eigen argumentatie en gelijk. En ook was ik misschien ergens bang dat dergelijke discussies ons uit elkaar gaan drijven. Na dat telefoongesprek voelde ik op eens nieuwe vrijheid en ruimte. Ja, ik laat het los. Door haar opmerking kon ik weer helder denken: Raakt dit nu echt de kern of is het eigenlijk ruis? Onze vriendschap in deze groep draagt langer en verder dan deze ruis, bedacht ik. En ik kon weer glimlachen en verdergaan. We komen er vast wel uit. Hoe weet ik niet, de tijd zal het leren. Een week later sprak ik een vriendin uit de groep die mij zei: ik ben al drie jaar niet weggeweest. Corona was zwaar alleen en ik had me zo verheugd op een weekend naar het buitenland. Doordat ik mezelf en mijn eigen gelijk even had geparkeerd hoorde ik iets wat ik daarvoor kennelijk had overschreeuwd.
Dergelijke discussies zullen vaker voorkomen dan vroeger en scherper worden op allerlei manieren en niveaus. Nu er zoveel verandert is het aan de orde om na te denken over wat we los kunnen laten aan gewoontes, aan spullen, aan pleziertjes waar we aan hechten en vrolijk van worden. Meerdere deskundigen spraken de laatste tijd over hoe we collectief lijden aan verliesangst. Het moeten loslaten raakt ons soms nog veel wezenlijker, tot in onze ziel. Dan gaat het om mensen en zaken waar we van houden, aan wie we ons hart verpand hebben, die fundamenteel bij ons horen. Ouders en geliefden die sterven, onze kinderen die toegroeien naar een eigen leven, ons werk dat ophoudt. Taken die we moeten overdragen aan anderen. Ons beeld van onszelf kantelt. En we beseffen dat we in het moeten loslaten kennelijk zelf losgelaten worden. Losraken misschien, een nieuwe ruimte in worden geworpen. En dat maakt onzeker. Angstig soms. Het doet ook pijn. Soms zelfs letterlijk: fysiek. En wie ben ik nu zonder jou? Wie ben ik zonder dit deel van mij? Het wordt weleens makkelijk geroepen: Laat het los! Je moet het laten gaan! Maar doe het maar eens. Er gaat een heel proces aan dat loslaten vooraf. We houden mensen en dingen die ons lief zijn liever stevig vast en dichtbij ons.
Dit doet me denken aan woorden van M. Vasalis:
Er zijn dingen, die alleen het oppervlak beroeren,
daaronder blijft de ziel gelijk en blinkt.
Maar er zijn soorten van verdriet,
die iets veranderen aan het lied.
Men wordt bespannen met heel andere snaren
en wie het niet ervoer, die weet het niet.
Soms moeten we het in en bij ons verdriet uithouden omdat we niet anders kunnen dan dat. En op zulke momenten – soms tegen de klippen en het donker op – kunnen we toch blijven vertrouwen dat we vastgehouden worden. Ons binnenleven moet dan opnieuw bespannen worden en dat heeft tijd nodig. Totdat je op een gegeven moment beseft dat er iets veranderd is. Diegene of datgene wat je hebt moeten loslaten houd je nu anders vast.