Op een zondagmorgen zoef ik over de snelweg. Ik luister naar een cantate van Bach, Aus der Tiefene, psalm 130. Soms zing ik mee met de lange uithalen: Meine See-ee-le wartet auf den Herr, meine Seele, wa-a-a-a-rtet, wa-a-a-a-rtet … ‘Mijn ziel wacht’. In het zingen proef ik de smart, het verdriet en een diep verlangen naar verbinding met een stroom van leven. Dat is het verlangen van advent, schiet er door mij heen. Verlangen, vanuit schraalheid en kou, naar licht en leven.
Soms kan het zo zijn in een mensenleven, dat het is alsof je op koude, barre grond bent. Alsof het leven zich afspeelt in een schraal landschap waar je de weg niet kent. Dat is eenzaam. Veel mensen kennen zo’n tijd van leven. Sommigen kijken er op terug: toen was het zo. Anderen zitten er midden in: barre grond, zonder te weten wanneer er weer iets kan groeien. Dat moet je maar zien te verdragen.
In de tijd van advent is er een wachten, een verwachten dát er verandering komt. De tijd van het jaar is er symbool van: het licht trekt zich terug en het licht zal weer terugkomen, donker en licht, doodsheid en levensstroom, dag en nacht. Niet alleen de natuur, ook ervaringen van mensen laten bewegingen in leven zien; van eenzaamheid en verdriet naar verbinding en plezier in leven. Het zijn levensverhalen waaraan ieder mens zich kan optrekken. Ja, en soms duurt het wachten lang. Ook daarvan zingen de psalmen. ‘Hoe lang nog moeten we wachten op u, kom terug, sluit vrede met ons. Wees met uw mildheid om ons heen’.
Met de dichters en schrijvers van bijbelse woorden delen we de bewegingen van leven. Er is schraalheid, wachten en verlangen, er is levensstroom, licht en liefde. Wees met uw mildheid om ons heen… Deze woorden roepen zachtheid op, een kennen: dat je weet dat het er is, mildheid, dat er een toegang is naar deze mildheid en innerlijke vrede. Dat we die kunnen vinden, wanneer en hoe dan ook.
Dit artikel is eerder verschenen in de Wolwever, het kerkblad van gemeente Zwolle