Toen ik enige tijd geleden in een bibliotheek zat te lezen, kreeg ik het onaangename gevoel bekeken te worden. Dat was ook zo. Even later kwam iemand naar mij toe en vroeg: ‘Bent u niet…?’ Nee, dat was niet het geval. ‘Tja’, zei de ander, ‘dat zie ik nu ook’. Dit kleine voorval bracht mij aan het denken over wat het onplezierige in dat bekeken-worden eigenlijk is. Ik denk de ervaring in de ogen van een ander een ding geworden te zijn, zoals het boek en de ballpoint voor me. Mijn houding en gezicht, zoals ik daar zat, was als het ware op een foto vastgelegd en even verwisseld met een foto van een ander, die ik niet kende. Wanneer mijn beschouwer uit eigen beweging tot de conclusie gekomen was, dat hij mij met een ander verwisselde, zou hij die foto van mij eenvoudig verscheurd hebben.
Maar nu had hij mij gezien. Een heel ander mens dan hij dacht was voor hem opgestaan, met een ander leven achter zich. Geen voorwerp, maar een ander die zich tot hem richtte. Van bekeken was ik gezien geworden. Op de Mare-kerk in Leiden is boven de ingang een oog geschilderd; daaronder staat: ‘God ziet u’. In mijn studententijd liep ik daar wat schichtig aan voorbij. Misschien was dat wel de bedoeling, maar evangelisch is het niet.
Dat God ons ziet, betekent niet zo iets als ‘Big Brother is watching you’, maar wil zeggen, dat God ons als unieke mensen ziet, met een eigen leven en eigen mogelijkheden. Voor God zijn wij geen objecten of marionetten, geen mieren. Hij ziet ons, roept ons er te zijn in onze menselijke vrijheid. ’God ziet u’ betekent:
‘Wees er voor mij, zoals ik er voor jullie wil zijn’
Laatst zag ik tussen het struikgewas een ree staan. Even kruisten onze blikken elkaar, toen sprong hij weg. Hij voelde zich bekeken, een ding in mijn macht. Hoe het dier duidelijk te maken, dat ik hem alleen maar wilde zien?