‘Elk tijdperk heeft duizenden helden die in geen enkel geschiedenisboek staan vermeld’. Dit citaat van Otto Weiss verwijst naar de vergankelijkheid van de heldenstatus. De vele mensen die in stilte van de tijd zijn opgegaan. Bestaan er eigenlijk helden? Of alleen anti-helden? De geschiedschrijving is er nog al te vaak één die geschreven wordt door de machthebber. Zij die aan de goede kant van de streep staan. Maar wat is goed, wat is fout?
Je kent vast de beelden wel, van de dwaze moeders in Argentinië. Van 1976 tot 1983 zijn er onder het regime van de militaire junta duizenden mensen ‘verdwenen’. Een groep moeders vroeg om opheldering. Maar ze waren niet welkom, ze werden niet gehoord. Als antwoord op de reactie van de regering, liepen ze al zwijgend over het plein. En de volgende week kwamen ze weer, en weer…iedere week, jaar in, jaar uit…bijna 30 jaar lang. Tot een nieuwe regering serieus werk maakte van een onderzoek naar de misstanden. Sterke vrouwen, met een lange adem. Stug volhoudend, tot hun aanklacht werd gehoord. Helden?
In Samuel 2 ontmoeten we Rispa die net als de dwaze moeders, streed om erkenning voor het onrecht dat haar is aangedaan. Een andere tijd, een ander regime, maar dezelfde boodschap: Vraag mij niet wie ik ben, maar vraag mij wie ik mis. De bloedschuld van Saul die kennelijk conform tijd en context moest worden vergolden, trof de onschuldige kinderen van Rispa. Met een ziel uiteengereten moet ze met lede ogen aanzien hoe haar kinderen worden vermoord. Geschonden en getraumatiseerd beseft Rispa wat er gebeurd is. Ze ziet door haar tranen heen de zinloosheid ervan. Met al haar pijn, staat ze op en hervindt ze kracht. Moedig als ze is, laat ze dit niet zomaar gebeuren.
Als een verwond moederdier dat huilt om haar jongen, zo houdt ze de wacht bij haar vermoorde kinderen. Een vrouw die in stil verzet gaat. Waar woorden tekort schieten spreken daden voor zichzelf. Ze getuigen van haar geloof in de God van wie gezegd wordt dat hij zich het lot van mensen aantrekt. Rispa spreidde een kleed op de rotsen en bleef daar van het begin van de oogsttijd totdat de eerste herfstregens vielen om overdag de aasvogels van de lijken te verjagen en ’s nachts de wilde dieren. Ik vind dat een prachtig beeld, dat mij diep raakt. Alsof ze met haar rouwkleed verwijst naar de God van wie de profeet Jesaja getuigde: Onze God troont boven de aarde en God spreidt de hemel uit als een kleed…als een tent om in te wonen…‘Zo is mijn God’, wil ze zeggen.
Rispa, haar naam betekent ‘vuur dat niet dooft’, kon de krankzinnigheid van de wereld en de mensen niet tegenhouden. Maar ze waakt over de lichamen van de slachtoffers. Ze blijft trouw, in een geweldloos protest dat niet te negeren valt. Toen David hoorde wat Rispa had gedaan, gaf hij de kinderen een eervolle begrafenis. Eerherstel. De Bijbel toont mij geen helden maar mensen van vlees en bloed. Die vallen maar ook weer opstaan. In wie ik iets van Gods bevrijdende werking ervaar. Die mensen de kracht geeft het verschil te maken. Dat het anders moet. Dat het anders kan. Toen. Vandaag. En morgen.