‘Voel je je wel eens eenzaam spin?’ vroeg vlinder. ‘Ja nu je het zegt, voel ik mij vaak eenzaam,’ antwoordde spin. ‘Zou jij me kunnen vertellen hoe het daarboven is? Ik heb er wel mijn gedachten over maar ik heb het nog nooit gezien.’ ‘O,’ zei vlinder, ‘welke gedachten heb jij dan zoal?’ ‘Ach’, zei spin, ‘ik weet wel dat ik iets geloof dat ik niet kan zien. Wij spinnen geloven dat er iets héél moois op ons ligt te wachten. Daarom spinnen we en spinnen we. En ooit raken al onze webben elkaar en zijn we allemaal met elkaar verbonden en dan… ja dan weet ik het niet, maar dan moet er iets veelbelovends zijn’.
‘Ach spin’, zuchtte vlinder, ‘wat lijkt me dat mooi, jullie maken iets met elkaar, terwijl ik als vlindertje rond fladder en nog nooit met iemand heb samengewerkt. Juist dat lijkt me zo mooi. Kan ik iets voor je doen?’ ‘Jazeker,’ zei spin, die opeens op een idee kwam: ‘je vertelde al dat mijn web er zo mooi vanboven uitziet, dat wist ik niet. Dat komt natuurlijk omdat ik er middenin zit. Kun jij zien of ik al een paar van mijn familieleden nader?’
Blij met haar opdracht fladderde vlinder omhoog uit het zicht van spin. Ze kwam terug terwijl spin nu toch heel nieuwsgierig op haar wachtte. ‘Ja’, juichte vlinder van verre, ‘ik heb een paar familieleden van je ontmoet . Ik heb ze over jou verteld en ze groeten je en hopen dat jouw web al hun kant uitkomt’. De spinnen waren elkaar al een tijdje uit het oog verloren maar nu hadden elkaar gevonden.
Toen ze hoorden wat er te gebeuren stond, wilden ze allemaal meewerken. Zo ontstond er een geweven kleed, zo mooi en zo op elkaar afgestemd dat toen de zon erop scheen, de dauwdruppels alle kleuren van de regenboog vormden. De zon liet haar stralen extra schijnen en de kleuren werden steeds helderder. De spinnen en de vlinders vierden feest en God boog zich over de rand van de hemel en zag dat het goed was!
Foto: Özgür