Een van de treffendste evangelieverhalen gaat over macht en ontvankelijkheid (Marcus 9:33-37). Het begint bij de leerlingen van Jezus die zeer volwassen ruzie maken. Over wat mensen vanouds obsedeert. Wie is het belangrijkst, wie legt het meeste gewicht in de schaal? Het is het oeroude thema van de macht. In het dispuut daarover kunnen respectabele argumenten worden uitgewisseld. Misschien is dat bij de leerlingen van Jezus ook het geval geweest; misschien wedijverden ze in kennis van de wet, of in toewijding aan hun leraar, of in bereidwilligheid om het martelaarschap te ondergaan. Want geen enkel motief, hoe respectabel ook, onttrekt zich aan dat nimmer eindigende verlangen naar macht. Het lijkt ons lot te zijn om altijd weer daar, bij die oude en overbekende vraagstelling, uit te komen. Om naar macht te verlangen. Om door daders en niet door slachtoffers gefascineerd te worden.
‘Waarover hadden jullie het?’, vraagt Jezus. Ze zwegen, staat er dan. Ze zwegen, alsof ze zich schaamden. “Want ze hadden onderweg ruzie gehad over de vraag wie het belangrijkst was.” Ik denk inderdaad dat schaamte het goede woord is. Schaamte is iets anders dan schuld. Schamen doe je je voor iets waaraan je eigenlijk niets kon doen. En zo was het. Ze waren tragisch geobsedeerd geweest door een verlangen dat ons gevangen houdt in de verkeerde wedijver. We kunnen die gevangenschap alleen openbreken door de feiten onder ogen te leren zien en de goede vragen te leren stellen. Door ons vrij te maken voor de onbekommerdheid en de ontvankelijkheid.
Jezus maakt dat duidelijk door iets te doen. Hij roept een kind bij zich en slaat er zijn armen omheen. Vervolgens zegt hij: ‘Wie een kind als dit in mijn naam ontvangt, ontvangt mij.’ Ik stel me zo voor dat het kind daarbij met niet begrijpende ogen om zich heen stond te kijken. In dat ruziënde groepje volwassenen had het de oorspronkelijkheid van een bloem. “Als grote bloemen komen ze uit ’t blauwe duister” – zo begint een gedicht van Vasalis. Kinderen hebben iets van bloemen – door de zorgeloosheid van het spel waaraan ze zich helemaal kunnen geven, door hun schoonheid en onschuld, door hun ontvankelijkheid en hun kwetsbaarheid. Niet voor niets stelt Jezus op een andere plaats de bloemen ten voorbeeld, zoals hij het hier met dat ene kind doet. “Let op de bloemen, hoe ze groeien: ze werken niet, maar ik zeg jullie dat zelfs Salomo met al zijn pracht en praal niet gekleed ging als één van hen.”
Het is maar een klein verhaaltje, maar alles wat er echt toe doet komen we erin tegen. Over obsessie en bevrijding gaat het. Over de baas zijn en ontvangen. Over het verlangen naar macht en over een arm die we op elkaars schouder kunnen leggen.