Vandaag is jullie redder geboren: Christus, de Heer.
Hij is geboren in Betlehem, de stad van David.
(Lucas 2:10-11).
‘Een stal? Hoezo een stal’? ‘Nou gewoon, ik dacht; we doen het in een stal’. ‘Maar hoezo dan? Ik bedoel, dat slaat toch nergens op, de koning in een stal, dat is toch niet logisch?’. Matteüs kijkt Lucas verbijsterd aan. Voor hun op tafel ligt de stapel verhalen. Veel hebben ze van Marcus overgeschreven, beetje veranderd ook. Marcus zelf hebben ze nooit meer gesproken, hij is ook een stuk ouder dan zij, hun wegen zijn uit elkaar gegaan.
Dan is er nog een stapel met verhalen van iemand die ze niet kennen, dat zijn weer andere verhalen dan die van Marcus. En ze kennen ieder zelf natuurlijk ook nog wat verhalen over hem. Matteüs beweert dat hij hem zelf gekend heeft. Telkens vertelt hij over de eerste ontmoeting, voor zijn huis, het tolhuis. Lucas doet er dan maar het zwijgen toe. Hij heeft hem niet zelf gekend, heeft alles uit tweede hand, van Paulus met wie hij meereisde als arts. 1
Die stapel verhalen moet een boek worden. Over hem. Maar de laatste tijd hebben ze iedere keer onenigheid. De één wil dit de ander wil dat. Het wil niet meer zo lukken samen. Lucas vindt dat Matteüs veel te veel in het joodse gedachtengoed blijft hangen. Het lijkt wel of Matteüs alleen voor joden wil schrijven, telkens haalt hij die profeten er weer bij. ‘Daar kunnen de mensen in Klein Azië toch niks mee’, zei Lucas een keer, ‘die hebben hele andere godsdiensten met andere verhalen, als je dat wil aanhalen, moet je dat uitleggen voor die mensen’. Maar Matteüs wilde niet luisteren.2
En nu moet er een geboorteverhaal komen. Bij een groot man hoort een passend geboorteverhaal, daar zijn ze het over eens. Matteüs begint; ‘Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet, hij roept niet luidkeels in het openbaar; het geknakte riet breekt hij niet af, de kwijnende vlam zal hij niet doven. Het recht zal hij zuiver doen kennen.’3 Lucas kijkt hem zuchtend aan, hij weer, met grote woorden van een profeet, ‘Ik dacht meer zoiets als; ‘Het geschiede in die dagen in Nazaret dat …’’. ‘Nazaret?!’ onderbreekt Matteus hem. ‘Ja, lijkt me wel’, zegt Lucas, ‘Zijn achternaam is ‘van Nazaret’, dan zal hij wel uit Nazaret komen, niet?’
Maar Matteüs is het er niet mee eens. Bethlehem moet het zijn. Bethlehem, de stad waar David vandaan kwam en waar David tot koning gezalfd werd door Samuël. David, toonbeeld van de goede rechtvaardige koning. Naar David werd de messiasverwachting gevormd, eeuwen later, toen er geen goede koningen meer waren en het volk verlangde naar een rijk van recht en vrede. Een rijk dat geleid zou worden door de koning aller koningen, een mens bijna God gelijk. Die koning zal de ware gezalfde zijn, de messias. Later vertaald met het griekse Christos en nog weer later met het latijnse Christus. Met deze Christus zal het rijk van vrede en recht zijn intrede doen.
‘Maar’, gaat Matteüs enigszins plechtig verder, ‘nog vóór wij van Bethlehem spreken, moet het duidelijk zijn dat deze man de voltooiing is sinds den beginne. Laten we daarom met geslachtslijsten beginnen. Van Abraham tot deze geboorte in 3 x 2 x 7 geslachten, getallen die de vervolmaking ten top uitdrukken, symbolischer kan het niet’. Dat gaat Lucas allemaal veel te ver, ‘Die stal…’ begint hij weer.4
We laten de twee mannen alleen met hun gekissebis. Het zal er wel op uitlopen dat ieder zijn eigen boek over hem gaat schrijven. En dat er uiteindelijk twee geboorteverhalen komen. Niet dat ze ooit echt samen hebben gezeten om een boek over hem te maken, dat is een bedenksel.5 En dat Matteüs tollenaar was 6 en Lucas arts 7, gaat terug op volksgeloof. Maar toch …
Toch heeft Matteüs een punt. Een stal, waarom laat je een koning geboren worden in een stal? Als u en ik dat verhaal hadden geschreven, dan hadden we hem toch niet geboren laten worden in een stal? Hij, profeet, priester, koning der koningen, gekend in zijn land, in alle landen wereldwijd, aangekondigd door een engel, zou geboren moeten worden in een paleis. Tussen kant en goud, parels en edelstenen, en gelegd in een wieg bekleed met zijde en satijn, omringd door koningen en koninginnen. Niet in een stal.
Waarom dan een stal? Bij een groot man hoort een passend geboorteverhaal. In dat geboorteverhaal wil de schrijver de essentie leggen van wat deze man later zal worden. Maar; ‘Wat voor man wordt dit kind?’. Kijken we naar de verhalen over hem, verhalen die trouwens nog altijd de ronde doen.
Zo gaan de verhalen over wie hij was. Hij was niet een mens die grote systemen heeft bedacht, politiek beleid heeft gemaakt, boeken geschreven, oplossingen voor wereldproblemen heeft voorgesteld. Hij was geen voorzitter in de vergadering van wereldleiders. Hij was geen hoofd van een kerk, hoewel we dat er later wel van gemaakt hebben.
Hij was een mens op wie de woorden van Jesaja van toepassing werden geacht: ‘Hij zal het geknakte riet niet breken en de kwijnende vlaspit niet doven, het recht zuiver doen kennen’. Het riet, de vlaspit, dat waren mensen. Mensen die vóór hem stonden. Meestal letterlijk. Het waren kleine mensen. Verdrietige mensen, boze mensen, eenzame mensen, gemene mensen, verwarde mensen, ondeugende mensen, bange mensen, rijke mensen, arme mensen, hebberige mensen. Mensen zoals jij en ik. Ook wij zijn soms van die kleine mensen. Mensen die bij monde van een ander door hem aangesproken, gecorrigeerd worden, maar ook bemoedigd, gerustgesteld, getroost worden.
Het geknakte riet niet breken, de kwijnende vlaspit niet doven. Hij zelf zei het anders; ‘Heb God lief en heb je naaste lief evenveel als jezelf’.19 Je naaste, dat is iemand voor wie jij een naaste kan worden. Soms tref je zelf iemand vóór je aan, letterlijk. Dan wordt je iets gevraagd. Er wordt een beroep op je gedaan. En wanneer het om deze mens, hier, nu, voor je, gaat, blijkt meestal dat het best te doen is. Dat het niet te veel gevraagd is. Dat het niet te moeilijk is. Dat het niet al te veel tijd neemt. Dan weet je weer wat je altijd al wist; het grootse rijk van vrede en recht begint klein. Het begint tussen twee mensen, tussen jou en mij, hier en nu.
Hij die hoort tot de koningen, wordt bezocht door de koningen bij zijn geboorte,
Voor hem die komt uit de hemel, schitteren de ster en de engelen bij zijn geboorte,
Hij, op wie de woorden van de profeten van toepassing werden geacht, zal het geknakte riet niet breken, de kwijnende vlaspit niet doven, en het recht zuiver doen kennen.
Zijn vraag is eenvoudig; ‘Heb God lief en heb je naaste lief evenveel als jezelf’.19
Want het rijk van vrede en recht begint niet alleen in paleizen, maar kan overal beginnen. Ook in een stal.
En daarom wordt Jezus tot op de dag van vandaag geboren in een stal.
Vandaag is jullie redder geboren: Christus, de Heer.
Hij is geboren in Betlehem, de stad van David.
Noten
1 In de algemeen gehanteerde historisch kritische methode wordt aangenomen dat Marcus zijn evangelie rond 70 n Chr schreef, vóór de val van de tempel, Matteus en Lucas rond 80, 90 n Chr, na de tempelval. Lucas en Matteus zouden zich hebben gebaseerd op Marcus, een onbekende bron Q en eigen oeuvre.
2 Diezelfde historisch kritische methode heeft blootgelegd dat Matteus vooral voor de Joden schrijft met het oogmerk te laten zien dat Jezus de langverwachte messias is en dat Lucas meer schrijft voor mensen in de buitengebieden rond de middellandse zee. Lucas legt uit wanneer het om joodse gebruiken gaat.
3 Jesaja 42
4 Lc 1 en Mt 1
5 Het idee om de twee evangelisten Lucas en Matteüs bij elkaar te laten zitten, is overgenomen van Nico ter Linden ‘De geboorte van J.C. en andere kerstverhalen’.
6 Mt 9 en 10
7 Kol 4
8 Jh 8
9 Mt 7
10 Mc 2
11 Mt 9
12 Lc 8
13 Mc 5
14 Mt 8
15 Lc 10
16 Lc 19
17 Mt 19
18 Mt 21
19 Lc 16