“Dit is de paaspreek van Friso Boogerd.”
“Voor mij gaat Pasen over een ongeloofwaardig maar ongelofelijk mooi verhaal. Is het nepnieuws, die opstanding? Of biedt het diepgang en zin aan je leven? Kom naar mijn paaspreek bij de remonstranten in Bussum of naar een dienst bij jou in de buurt.”
Zo kondigden we deze week in radiocommercials Pasen aan.
Tweeduizend jaar geleden zouden we ijskoud gezegd hebben: dit is de paaspreek van Carel ter Linden. Het gebruiken van de naam van een vooraanstaande figuur was toentertijd helemaal niet gek. In de tijd dat de verhalen over Jezus en zijn leerlingen werden opgetekend was het bon ton om onder de naam van een gevierd schrijver te publiceren.
Dat was geen fraude maar eerbetoon. En een vorm van marketing avant la lettre. In ieder geval werd het niet als nepnieuws bestempeld. Andere tijden, andere mores. Tweeduizend jaar later is het nepnieuws alom! Eerst hebben we met het postmodernisme ongeveer elke universele waarheid ten grave gedragen. Nu is de informatieoorlog in volle gang. Niets en niemand kan meer bogen op de waarheid. Alles wordt nepnieuws. Nepnieuws regeert de wereld.
Hoe voor de hand liggend is dus de vraag: Is dat verhaal van Pasen, van die opstanding, geen nepnieuws? Pasen valt dit jaar nota bene ook nog op 1 april! Eerst zal ik iets zeggen over onze huidige omgang met waarheid. Daarna kom ik bij het waarheidsbegrip van de evangelist Johannes. En dat voert ons vervolgens naar het verhaal van de verschijning van Jezus na zijn dood aan de vissende leerlingen.
De afgelopen twee eeuwen leefden wij in de geruststellende overtuiging dat wij weten wat waar en wat niet waar is. Iets kan aanspraak maken op het etiket waarheid als het met feiten te onderbouwen is. Dankzij de Verlichting en de wetenschap hebben we een waarheidsbegrip ontwikkeld dat gebaseerd is op een methodisch onderzoekende waarheidsvinding. ‘Meten is weten’ is het heldere uitgangspunt. Wat niet op verifieerbare feiten is gestoeld kan niet als waar worden beschouwd.
Stephen Hawking, die onlangs is gaan hemelen, is het icoon van die wetenschappelijke attitude. Hij zou natuurlijk korte metten maken met de vraag of Pasen nepnieuws is. Alleen idioten stellen nog die vraag. Maar die tijd lijkt voorbij te zijn. Dat door ons verabsoluteerde waarheidsbegrip is aangevochten. De door ons zo lang gekoesterde feiten zijn betrekkelijk geworden. Iedereen kan zijn eigen waarheid verkondigen op zijn Facebookpagina en heeft, in zijn eigen bubble, het gelijk aan zijn kant.
Om de Bijbelse verhalen te kunnen verstaan is een heel ander waarheidsbegrip noodzakelijk. Met ‘meten = weten’ verzand je in irrelevante discussies. Om maar iets te noemen: discussies over het bestaan van de ark van Noach en de vindplaats ervan. En over de vraag of Jezus nou wel of niet over dat water liep en waar dat water zich dan wel bevonden heeft, en of dat het ons bekende H2O is geweest. Betrekkelijk nutteloos, zou ik denken.
Er is geen spráke van één waarheidsbegrip in de Bijbel. Omdat we in de fysieke kerkdienst die bij deze preek hoort uit het Johannesevangelie lezen (Johannes 21:1-14), beperk ik me nu tot de Johanneïsche opvatting. Het waarheidsbegrip heeft in dat evangelie een geheel eigen kleur. Johannes schrijft: in de waarheid zijn. Daarmee wordt gedoeld op een leven in liefde, met kennis en inzicht. Met kennis van het hart, met doorleefde persoonlijke kennis, kom je tot inzicht, meent Johannes.
In Johanneïsche zin ligt de waarheid besloten in de gemeenschap van God en mens. Wie in dat verbond als gelovige zijn bestemming, zijn plek vindt, verruilt de leugen voor de waarheid. Dat klinkt raadselachtig. Mijn vertaling ervan luidt: Leven in de gemeenschap van God en mens stelt je in staat om, in een dialoog met je geweten, je eigen leven te overzien, kritisch maar met mededogen. God vraagt je namelijk niet alleen om goed te leven maar Hij is ook mild als dat faliekant mislukt. Zo’n innerlijke dialoog leidt ertoe dat je eerlijk tegenover jezelf kunt zijn en geen nepnieuws verzint op Facebook. Leugenachtigheid wissel je in voor waarachtigheid.
Hoe verhoudt zich dit nu tot het verhaal van de verschijning van Jezus aan de vissende discipelen? Een mysterieus verhaal van een mysterieuze man en een geheimzinnige verschijning. Een zorgvuldig door Johannes gecomponeerd verhaal. ’s Nachts vangen zij niets en, geheel tegen de natuur, overdag wel. Waarom herkennen ze Jezus pas zo laat? Waarom vangen ze over links niets en over rechts zoveel? Waarom vraagt Jezus wat ze te eten meebrengen, terwijl er al genoeg brood en vis op het vuur ligt?
Jezus verschijnt voor de derde keer, nadat hij daarvoor eerst was verschenen aan de leerlingen en vervolgens nog maar eens aan de trage Thomas. Waarom wordt Jezus nog een derde keer ten tonele gevoerd? Valt er nog iets nieuws te zeggen? Ja. Hierna – zo begint het verhaal – hierna breekt een nieuwe tijd aan waarin het stokje wordt overgedragen, aan zeven discipelen. Zij representeren de hele wereld. Vijf worden met name genoemd, twee niet, daar mag je je eigen naam invullen en je mag een introducee meenemen.
Het is nacht, op zee. De netten blijven leeg. Je hoeft geen visserman te zijn om daarin een diepere waarheid te ontdekken. Tijdens slapeloze nachten wil de angst nog wel eens toeslaan. Duistere diepte van het water onder je voeten. Je netten blijven leeg: een scherp beeld voor somber gepieker over je leven dat anders zou moeten zijn. Totdat… Totdat het dag wordt. En je een licht opgaat, op de scheiding van nacht en dag, het moment waarop je – zo weten we uit hersenonderzoek – het meest ontvankelijk bent voor bewust dromen.
Stilte…, de gestalte op de oever spreekt. Hij stelt een vraag. Als God of Jezus vragen stelt, zijn dat altijd vragen waar je niet omheen kunt: “Adam, waar ben je?”, “Kaïn, waar is je broeder, Abel?“. Het zijn geen informatieve vragen. Het zijn vragen die je bij de waarheid brengen! De waarheid over jezelf. Jongens, zo begint Jezus, nemen jullie eten mee? Al iets gevangen? ‘Jongens’, met andere, Bijbelse, woorden: word weer als een jongen, kind van God, dat is aanvaard met alle gekkigheid en voor geluk geschapen. Je hoeft je niet groot te houden. Laat de façade van volwassenen maar weg en wees waarachtig jezelf. Want het gaat nu om een essentiële vraag.
Jezus vraagt de mannen niet of ze iets te eten willen meebrengen. Want dat ligt al klaar. Nee, hij vraagt hen in de netten van hun leven te kijken, om te zien wat hun geploeter heeft opgeleverd. Biedt je leven, zoals je het tot nu toe leeft, voldoende voedsel of is het toch wat leeg? Hoeveel mensen zijn er niet die zich afvragen hoe leeg hun leven is? Die behoefte hebben aan verdieping maar dat niet weten te vinden? Zo’n mooi en mysterieus opstandingsverhaal zou wonderen kunnen doen.
Jullie moeten je leven over een andere boeg gooien, zegt Jezus, niet over bak- maar over stuurboord. Dan zal je een vol leven hebben. Alweer een raadseltje. Ook hier komt de wetenschap ons te hulp. De stuurboordzijde, de rechterhelft van ons brein, faciliteert ons om het geheel van het leven te blijven overzien. Filosofie, religie, verbeelding, fantasie, innerlijk bewustzijn, het zijn enkele van de neuro-functies die vaak met de rechter hersenhelft worden geassocieerd. Nieuwe wetenschap, maar wellicht ook heel oude kennis, die op andere wijze verkregen werd? Je weet het niet!
Wie schetst hun verbazing dat het net al snel barstensvol vis zit. Wie is toch die man op de oever? Dan herkent er een hun leermeester. Het is Jezus’ geliefde leerling die het doorkrijgt. Een uitverkoren mens is hij, zou je denken. Terwijl het net zich gestaag vult, worden de contouren van die gestalte op het strand zichtbaar en komt voor de heren vissers, als het ware, de waarheid van Jezus steeds meer aan het licht. Ze hoeven geeneens te vragen wie hij is. Een innerlijk bewustzijn dat dit hun ware leermeester is?
Ze bereiken de oever, delen de maaltijd als was het Witte Donderdag en ze vieren hun verbondenheid, ook over het graf heen. Is dit liefelijke tafereel, dit kleine opstandingsverhaal vol wijsheid, nou nepnieuws? Ja zeker, wél als je je kijk op de werkelijkheid en je innerlijk bewustzijn volledig laat inkaderen door verlichtingsdenkbeelden. Het is op zijn minst hoogst twijfelachtig of dit tafereel ooit zo heeft plaatsgevonden.
Voor veel vragen is een wetenschappelijke attitude de enige ware weg. Met Pasen gaat het echter om een andere ware weg. Johannes laat zien dat het goed is om je netten eens te inspecteren en te repareren. En het vervolgens eens over een andere boeg te gooien. Een nieuw, waarachtig leven met de man op de oever in het vizier. Nepnieuws, misschien, maar dan wél nieuws dat kan leiden tot een nieuwe levenswijze, verdiept en zinvol.
Bronnen
Fowler, James W. (1981), Stages of Faith: The Psychology of Human Development and the Quest for Meaning, New York: Harper & Row
Linden ter, N.M.A. (2003), Het verhaal gaat, deel 6, Uitgeverij Balans
Vroom, H.M. (1988), Religies en de waarheid, Kok Kampen