Het is een treffend beeld: de oude Simeon, met de nog maar acht dagen tellende Jezus in zijn armen. Hij zingt een danklied, waarin oeroude woorden van de profeet Jesaja doorklinken. Vele malen is deze scène door Rembrandt getekend, geëtst, geschilderd (zie afbeelding). En Bach vertolkte op zijn wijze het lied van Simeon. ‘Ich habe genug’, wat zoveel zeggen wil als: ‘ik heb vrede met wat me is toegevallen en met wat me te wachten staat; al wat ik verlangde is me nu ten deel gevallen’. Een lang leven van volwassen zijn en oud worden heeft hem hier gebracht, tot dit allereenvoudigste. De geest van Simeon is overigens niet aan leeftijd gebonden. Je vindt hem overal waar mensen liefhebben en hopen en, hoe dan ook, geloven.
Bijvoorbeeld bij Pascal, de wiskundige en de filosoof, gestorven toen hij dertig was. Hij zocht geen verstrooiing, leefde ascetisch, voelde zich thuis in het strenge klooster Port-Royal. ‘Vreugde’, schreef onlangs iemand over hem, ‘klinkt uit zijn mond even onwaarschijnlijk als ‘heerlijk helder Heineken’ uit die van Wittgenstein’ (de twintigste eeuwse filosoof, die al even ascetisch en rusteloos leefde). Maar toch, na de dood van Pascal werd in de voering van zijn jas een document gevonden. Het beschrijft een onvergetelijke ervaring, die hem in een novembernacht in 1654 overvallen had: ‘vreugde, vreugde, vreugde, tranen van vreugde’. Hij geeft die vreugde een naam, het is ‘de God van Abraham, de God van Izaak, de God van Jacob – niet die van wijsgeren en geleerden’. Het is een ervaring waarvan niemand die hem kende afwist. Maar ze maakt duidelijk waarom hij over de mens kon schrijven zoals hij het deed: over zijn breekbaarheid en nietigheid, maar ook over zijn grootsheid, zijn ‘grandeur’.
De verandering die Simeon onderging was eerder de bekroning van een leven van trouw. Hij had van de godsdienst een gewoonte gemaakt – maar niet in de zin van een afstompende sleur. Dat blijkt op dit door Rembrandt geschilderde moment. Zijn gewoontevorming en zijn trouw hebben zijn inzicht verdiept en zijn gevoeligheid voor de toekomst gescherpt. Een oude man staat daar in de tempel, met een kind. Rembrandt heeft deze scène zo geschilderd dat ze een echte epifanie is geworden: een verschijning van goddelijk licht in een duistere omgeving. Zijn vreugde is een troostende vreugde. Hij ziet de toekomst voor zich, een toekomst van licht en leven. ‘Met eigen ogen heb ik de redding gezien’.
Ik schrijf dit op de dag dat president Obama, die ‘hoop’ tot een kernwoord maakte, zijn afscheidsrede houdt. Hij wordt opgevolgd door iemand die door zijn onbehouwen meningen en zijn brute gedrag eerder tot wanhoop aanzet. ‘Let wel’, zei Hillary Clinton in een interview, ‘ik ben de laatste persoon tussen u en de apocalyps’. Of dat terecht is? Ik weet het niet. Dezelfde Obama verwees stilzwijgend naar het bijbelboek Prediker, toen hij opmerkte: ‘Ook morgen zal de zon weer opgaan in de Verenigde Staten’. Ik ben nog niet zo ver. Maar ik wil proberen zijn voorbeeld, en dat van Pascal, en dat van Simeon, te volgen.