‘Mijn God laat zich niet kennen’ kun je lezen als ‘mijn God is niet te doorgronden’ in de zin van ‘Zijn goddelijke wezen is voor een mens niet te vatten’, ‘God onttrekt zich aan de empirische waarneming’. Maar ook zit er in deze zin: ‘mijn God krijg je er niet onder’, ‘mijn God krijg je niet klein’. Dat hoopvolle van het denken over God mag meer aandacht krijgen vinden de remonstranten. Want godsdienst lijkt steeds meer naar de marge van de samenleving geschoven te worden. Religie als ‘een overleefd stadium van de ontwikkeling van de mensheid’.
Filosofie daarentegen wint aan aandacht en populariteit. De rubriek Het Filosofisch Elftal in dagblad Trouw is een voorbeeld van de moderne inzet van filosofie voor actuele vragen. Hedendaagse filosofie is: nadenken over de wereld, maar steeds minder over God.
Filosofie wordt daarbij vaak afgezet tegen theologie en religie als beantwoorder van dezelfde vragen. Rede en rationaliteit zijn het uitgangspunt voor het denken over de wereld en het denken over god.
Maar filosofie en theologie vormen helemaal niet zo’n natuurlijke tegenstelling. Dat is iets van deze tijd. Filosofen denken vanouds na over God, over het goddelijke, het metafysische en het transcendente. Denk aan al die filosofische ‘godsbewijzen’ die in de loop van de geschiedenis opgesteld zijn. En veelal verwoordden filosofen hun godsbegrip en de zoektocht naar een echte God in de teksten die ze nalieten.
Voor Plato wees de natuur en de kennis ervan op een goddelijke autoriteit. ‘De astronomie dwingt de ziel om omhoog te kijken en leidt ons van deze wereld naar een andere’. Hij neemt het goddelijke waar als ‘De vorm van het Goede’.
Augustinus had grote waardering voor het Christelijke evangelie, vanwege de troost die het bood. Iets dat hij miste in het werk van bijvoorbeeld Plato en Cicero, hoewel dat in zijn ogen wijze geschriften waren. Volgens de gelovige filosoof Thomas van Aquino moet geloof voortkomen uit rede. Descartes meende dat hij het bestaan van God kon aantonen door te denken, of eigenlijk door zijn eigen voorstellingsvermogen. Descartes’ theorie en benadering van de werkelijkheid zijn erg rationeel en daarmee ook zijn godsbeeld.
Een relevant wetenschapper die zijn geloof actief uitdroeg was Pascal. Bekend is zijn opmerking over het geloof als ‘wijze weddenschap’. Je hebt als filosoof niets te verliezen wanneer je gelooft in een god meende hij. Baat het niet dan schaadt het niet. Pascal was overtuigd van de filosofische kracht van het geloof.
Met Spinoza verdwijnt de theologie uit het denken over de wereld. De Bijbel moet niet opgevat worden als het letterlijke woord van God denkt Spinoza. God is wat hij noemt ‘substantie’, de oorzaak (of oorsprong) van alles, maar dat kun je volgens hem ook natuur noemen. ‘God’ en ‘natuur’ zijn bij Spinoza inwisselbare begrippen. Theologie speelt geen rol meer in Spinoza’s wereldbeeld. Het is dan ook geen toeval dat de belangstelling voor juist deze filosoof op dit moment groeit in Nederland.
De filosoof Kant was zich al bewust van de beperking van de waarneming en van kennis: wij kunnen alleen het fenomeen begrijpen, maar niet het wezen of de ware aard van dingen kennen. Kant wees daarmee op de grenzen van het verstand. God en geweten zijn ideeën die op de grens van de rede liggen meende hij; ze sturen ons denken maar hebben geen enkele zekere inhoud. Volgens de zuivere rede is er geen godsbewijs mogelijk, maar desondanks geloofde Kant toch in het goddelijke. Theologie kon volgens hem het hiaat vullen dat de filosofie of de rede open laat.
De filosoof Schopenhauer had respect voor religie, maar was wel zeer kritisch. Hij was tweeslachtig in zijn opvatting over de waarde van religie, maar hij zag ook grote voordelen. Positief vindt hij dat godsdienst ‘nuttige functies kan vervullen in het verschaffen van troost en ter ondersteuning van de sociale orde’. Bovendien is voor veel mensen filosofie niet geschikt als bron van spirituele verdieping. Godsdienst kan die rol wel hebben en die troost wel bieden. Godsdienst is misschien niet waar, maar wel nuttig is zijn opvatting. Schopenhauer heeft oog voor de verwerpelijke uitwassen van religie, maar ziet ook het maatschappelijke en morele nut.
Voor Nietzsche bestaan er geen objectieve waarheden. Geen enkele duiding van de werkelijkheid heeft de waarheid in pacht, wetenschap evenmin als religie of idealisme. Tegenover talloze hedendaags filosofen die religie en God verwijzen naar de marge, of die filosofie superieur achten aan theologie, staan ook veel moderne filosofen die geloof en filosofie nadrukkelijk met elkaar verbinden. Zoals Kierkegaard en Charles Taylor.
Kunnen wij God kennen en begrijpen? ‘Wie is God?’ of ‘Wat is God?’ is een vraag die mensen bezig blijft houden, ondanks secularisatie en het verdwijnen van religieuze structuren.
Als we God willen leren kennen via de Bijbel is die niet eenduidig, en soms raadselachtig. In het denken over God blijft de theologie vragen naar de oorsprong van deze vragen: Wie is God? Waar komt Hij/Zij vandaan? Wie is de mens in relatie tot God?
De groeiende populariteit van de filosofie ten spijt: deze vragen kunnen nog steeds niet rationeel beantwoord worden. Er zijn simpelweg grenzen aan het weten, grenzen aan het denken, zoals Kant al constateerde.
Dat filosofie steeds meer de positie van theologie overneemt in de samenleving is wellicht niet helemaal niet terecht.
Filosofie en theologie hebben hun eigen doel en hun eigen kader waarin vragen worden gesteld en antwoorden worden gezocht.
Het is in ieder geval onzin dat theologie (of religie) en filosofie tegen elkaar afgezet worden aan de hand van (vermeende) eigenschappen van beide disciplines. Bij de Remonstranten vind je zowel liefhebbers van de filosofie als van de theologie. Remonstrantse theologen proberen de gedachte dat filosofie beter is dan theologie te doorbreken door te wijzen op de leemtes die theologie op kan vullen. De Goddeeltjes zijn daar een mooi voorbeeld van.
Waar filosofie objectief bekijkt, zoekt theologie naar de oorsprong. En waar filosofie alleen beschrijft hoe mensen denken, verbindt theologie het heden met het verleden. Waar filosofie mensen soms achterlaat met een kille constatering, is theologie warm en vol erkenning. Er is nu eenmaal een groot verschil in de filosofische benadering en in de theologische benadering van het denken over God en de wereld om ons heen.
De moderne mens heeft – als kind van zijn tijd – een rationeel wereldbeeld, maar daarin dwingt niets een mens tot een keuze voor of tegen God. De remonstranten wijzen in deze tijd graag op God als mogelijkheid, op geloven als optie. Ons godsbeeld is veranderd en ‘gepersonaliseerd’ (de ‘vele nieuwe gezichten van God’ noemt Koen Holtzapffel dat) maar God zelf is niet verdwenen. God laat zich alleen niet kennen door middel van rationele en empirische ‘instrumenten’.