‘Mijn God gelooft in mij’ is een frase die je kunt interpreteren als arrogant. Als op-de-borst-klopperij, als hoogmoedigheid, als ijdelheid. Regelrecht een hoofdzonde; de eerste, die ‘superbia’ wordt genoemd. Maar juist wanneer je ‘God gelooft in mij’ plaatst in tegen de achtergrond van het begrip ‘zonde’ krijgt deze slogan een andere lading.
Zonde is een beladen term. Iedereen kent wel de 7 zonden – die ook wel de zeven hoofdzonden worden genoemd. Hoogmoed, hebzucht, lust, jaloezie, onmatigheid, woede en gemakzucht. Hoofdzonde is een term die zijn oorsprong vindt in de rooms-katholieke kerk. In de vierde eeuw werd dit ‘systeem’ van zeven zonden door geestelijken al gebruikt. Deze 7 zonden waren de oorsprong van alle eruit voortvloeiende andere zonden, zo hielden ze de gelovigen voor.
In de bijbel zijn deze zeven zonden overigens niet als ‘hoofdzonden’ terug te vinden. In Kolossenzen bijvoorbeeld worden wel concrete zonden genoemd, maar de term hoofdzonde is niet bijbels. Niettemin is het begrip zonde een confronterend begrip. Het verwijst immers naar concrete menselijke onhebbelijkheden en naar schadelijk gedrag. In het religieuze discours hangt zonde gelukkig vaak samen met termen als vergeven, vergeving, vergiffenis, en de genade van God.
In het christendom is zonde alles wat ingaat tegen (de interpretatie van) Gods wil. Dat kan enerzijds het overtreden van Gods wetten zijn, maar anderzijds ook het nalaten van de verplichting om het goede te doen. De bekende Tien Geboden illustreren die twee manieren waarop mensen zich moeten gedragen: in Mozes’ wetten treft je verboden – ‘u zult niet/u zult geen’ – en geboden – ‘u zult’.
In de beeldende kunst, de literatuur en in films zijn de zeven zonden – of een specifieke zonde – altijd een geliefd onderwerp geweest. Omdat ze de beperkingen van een mens of zijn zwarte kant goed laten zien. De zeven zonden zijn een fascinerende confrontatie met ons zelf. Een confrontatie met de minder mooie kanten van onze persoonlijkheid en ons onvermogen om het allemaal echt goed te doen.
De remonstranten zijn terughoudend in het gebruik van het begrip zonde. Zonde heeft te vaak de beklemmende en verlammende associatie met termen als het godsoordeel, doodzonde en zonde tegen de heilige geest. Remonstranten hebben het liever over hun menselijke beperkingen en hun tekortschieten. Niettemin is het onder ogen zien van je eigen donkere, imperfecte kant wel belangrijk. Wanneer je niet wegloopt voor erkenning van je schaduwzijde levert dat uiteindelijk persoonlijke groei op. En daar word je een beter mens van. Remonstranten willen positief naar mensen kijken, ze niet beoordelen op hun ‘zonden’. Net als God positief naar mensen kijkt. Bij deze liefde voor mensen is vergeving van menselijke miskleunen inclusief. Daarom gelooft God in je.