Belijdenis zit vol commitment

Belijdenis zit vol commitment

Op Palmzondag 1981 deed Karel van Dam belijdenis in de remonstrantse kerk van Bussum. Dat is inmiddels zo’n zevenendertig jaar geleden. Wat sprak hij toen uit? Kwam daarmee zijn groei in het geloof tot voltooiing of was het een begin van een verdere ontwikkeling? Peter Korver deed gelijk met hem zijn belijdenis en legt hem nu deze twee – en andere – vragen voor.

Ook de remonstrantse traditie kent de traditie van ‘belijdenis doen’. In een aantal protestantse kerken betekent het dat een gelovige in het openbaar, tijdens een kerkdienst, getuigenis aflegt van zijn of haar geloof. Dat doet hij of zij door enkele traditionele geloofsvragen aan te horen en daar ja op te zeggen. Wie lid bij de remonstranten wil zijn, schrijft, net als doopsgezinden, een eigen belijdenis en brengt onder woorden waar de zoektocht naar zin en betekenis hem of haar op dit moment heeft gebracht. Welk houvast heb ik op dit moment gevonden, welke vragen en twijfels blijven er en welke consequenties voor mijn leven wil ik aan mijn belijdenis verbinden? Remonstranten zijn zich bewust dat ook hun geloof of vertrouwen zich verder zal ontwikkelen onder invloed van de ervaringen die zij in de toekomst zullen opdoen. Het is daarom zinvol om na verloop van tijd nog eens te kijken naar dat wat je ooit uitsprak als kern van jouw geloof.

 Hoe ben je bij de remonstranten terecht gekomen?
‘Van huis uit heb ik de christelijke traditie meegekregen. Mijn vader was hervormd predikant, maar stopte daarmee omdat hij anderen niet wilde vertellen hoe de wereld in elkaar zit. Hij raakte betrokken bij de antroposofie en de Christengemeenschap. Ik ging mee en kreeg de jeugdwijding. Maar het was toch te dogmatisch, niet echt mijn ding. Toen ik ging studeren, leerde ik Door, mijn vrouw kennen. Ze kwam uit een remonstrants nest. Dat sprak mij al gauw aan. Steeds deed ik mee aan kringen van ds. Van Hille. Ik wilde me verbinden en actief worden. Na meegedaan te hebben aan een oriëntatiekring  volgde de belijdenis.’

Wat heb je daarin uitgesproken?
‘De tekst heb ik niet meer op papier, maar ik herinner me hem goed. Het ene motief was dat ik samen met anderen wilde delen in de taal, de verhalen en de symbolen van de christelijke traditie. Het andere was de idee van het Koninkrijk van God. Dat de gemeente de plek is waar die wereld van vrede en gerechtigheid gepraktiseerd wordt. De christelijke taal biedt handvatten voor hoe dat eruit kan zien. Voor mij kreeg het gestalte in het werken aan betere west – oost verhoudingen, doordat Naarden-Bussum een partnergemeente in het toen nog communistische Oost-Duitsland kreeg. En ook in het werken aan een eerlijker noord – zuid relatie, die van het rijke noordelijke halfrond en het arme zuidelijker halfrond. De ecologie was nog ver weg.’

Waar heb je je in de daarop volgende jaren mee bezig gehouden?
‘Voor de remonstranten heb ik deel uitgemaakt van de kerkenraad in Naarden-Bussum, de landelijke taakgroep Geloof en Samenleving en de COZA. Ik ben biochemicus, dus hoor bij een harde wetenschap. Acht jaar ben ik directeur van het biochemisch instituut van de Universiteit van Amsterdam geweest. Voor velen is het vreemd om dan ook gelovig te zijn. Met de studenten ging ik de geloofsdiscussie aan. Ook de ethische vraag leerde ik ze stellen bij het wetenschappelijk onderzoek: wat zullen de gevolgen zijn en wil ik daar aan meewerken? Ik ging discussie aan met de vertegenwoordigers van intelligent design, een opvatting waar ik niets in zie. [De opvatting dat bepaalde kenmerken van het heelal en organismen het best worden verklaard als het werk van een  bovennatuurlijke, intelligente ontwerper. red.] Met ds. Severien Bouman ging ik in 1982 meedoen met een groep met theologen en natuurwetenschappers die samen relevante boeken bespraken. Die was eind jaren vijftig ontstaan als een discussieclub van studenten over atoombewapening en geloof.

Als je de belijdenis die je destijds schreef zou herschrijven, wat zou dan anders zijn?
‘De aandacht voor de groene theologie. Een belangrijk boek daarbij is voor mij Oog in oog met Gaia van de Franse filosoof en wetenschapsantropoloog Bruno Latour. Hij stelt dat de natuur niet langer de stabiele achtergrond vormt van ons doen en laten. We zijn vanuit het Holoceen toegetreden tot het tijdvak van het Antropoceen. In dat tijdvak dringen de ecologische gevolgen van het menselijk handelen zich hardhandig op de voorgrond. De aarde is zich nu aan het verzetten. Latour is weliswaar areligieus, maar staat wel heel positief tegenover de huidige groene paus Franciscus.

Ook over het leven zou ik iets willen zeggen. Moet ik als persoon zo lang als mogelijk overleven? Dat weet ik niet. Het is belangrijker dat de menselijke soort overleeft; in christelijke termen dat de medemens tot zijn recht komt.’

Is het doen van belijdenis zinvol?
Het was zeker belangrijk voor mij. Het is een bekentenis, een coming out, een voluit beamen dat ik erbij wil horen, een full commitment.

 

Peter Korver
Redactie AdRem, predikant in de Kapel in Hilversum

Zie ook

Geen groei zonder wortels
28 maart 2018

Geen groei zonder wortels

Anne Stael is eigenaar van Zin in Zaken, een bedrijf waarin ze zingeving en zakelijkheid met elkaar verbindt. Ze ziet zichzelf als een pionier in deze bedrijfstak. In haar vrije tijd is ze nog wel eens te vinden bij volkstuinvereniging De Pioniers waar ze samen met twee andere mensen een (moes)tuin heeft. Een gesprek over groei en bloei in het pioniersbestaan… Lees verder

De moeite waarde om door te geven?
28 maart 2018

De moeite waarde om door te geven?

Aan de vooravond van de viering van vierhonderd jaar Remonstranten schreef dominee Martijn Junte een dik proefschrift onder bovenstaande titel. De ondertitel luidt: De remonstrantse traditie aan het begin van de 21e eeuw. Dr Junte is godsdienstsocioloog en noemt zich blijkens de achterflap van het boek ‘een postchristelijk theoloog met gevoel voor traditie’… Lees verder