Paul van Tongeren analyseert in zijn boek Willen Sterven, over de Autonomie en het Voltooide Leven hoe autonomie, wil, verlangen en denken interacteren bij besluitvorming rond voltooid leven. Charlotte Hille sprak met hem.
U zegt in uw boek Willen Sterven dat je niet moet oordelen. Dat is heel lastig, heb ik gemerkt, maar uw boek heeft mij hier van af gebracht. Juist het willen en niet willen zoals Hannah Arendt dat noemt, de wil om te zijn en de wil om niet te zijn, is zo ingewikkeld bij een afweging.
Van Tongeren: ‘Het argument dat centraal staat bij de vraag of er sprake is van voltooid leven is autonomie. Bij euthanasie is dit veel minder het geval, daar speelt eerder barmhartigheid. Autonomie is zelfbepaling, wat we willen, waarbij ons willen door onszelf bestuurd wordt.
De zuivere wil is autonoom, bepaalt zichzelf. Ik heb in dit boek twee dingen gedaan. In de eerste plaats heb ik de geschiedenis van de wil laten zien, om te voorkomen dat wij ons identificeren met één manier van denken. Wij vallen niet samen met één interpretatie, maar zien dat er andere interpretaties zijn, dat die ene interpretatie ook tegenpolen heeft. Je wilt voorkomen dat we dogmatisch één interpretatie volgen, maar dat we weten waar die uit ontstaan is. Het andere aspect is de analyse en geschiedenis van het begrip autonomie, en het feit dat die autonomie een hoogst problematisch begrip is, een paradoxale interpretatie van willen en niet willen. Waar de autonomie vaak hoog in het vaandel staat van een zichzelf geseculariseerd achtende, door de Verlichting bevrijde, elite, werd mij duidelijk dat de wil als de kern van onze autonomie eigenlijk een door en door christelijk begrip is.’
‘Onze Europese cultuur is een mix, met een Griekse lijn en een semitische lijn, een polytheïstische en monotheïstische lijn. Onze Europese cultuur is een boom die op Germaanse aarde is ontstaan uit Griekse en semitische wortels. In de ontwikkeling van de wil bij Augustinus zie je hoe het conflict tussen het Griekse denken en semitische denken tot de ontdekking van de wil en het problematisch karakter van dat begrip heeft geleid. Hieruit ontstaat de wil die is te onderscheiden van de natuur en wat we rationaliteit noemen. De Grieken zien de mens als rationeel en natuur, waarbij er geen ruimte is voor het kwade, zoals in de semitische tak. Probeer bijvoorbeeld je opzettelijk te vergissen, dat lukt niet. Probeer iets niet te begrijpen, dwaling is wel mogelijk, maar niet bewust. Het verlangen, de natuur, streeft naar het goede. Je kunt je niet denkend vergissen. Denken is zoeken naar inzicht of waarheid. De natuur streeft naar wat ze als goed ziet. Het verlangen kan dus alleen zoeken naar het verwerven van wat het als goed ziet. Het willens en wetens zoeken naar het kwaad staat daar tegenover, past daar niet bij. Augustinus heeft gezien dat de wil nog iets anders is dan het verlangen.
De semitische correctie op deze Griekse wortel is een pessimistische reactie. Er zit een conflict tussen natuur en rationaliteit. Dit conflict wordt doorgaans opgelost door te stellen dat de rede moet heersen over de natuur. In de Griekse lijn is het niet mogelijk het kwaad op te vatten als iets dat willens en wetens wordt gedaan.
De wil is de mogelijkheidsvoorwaarde voor de zonde, maar is niet identiek aan het kwaad. De wil is de kern van menselijke existentie, maakt het tot een drie-eenheid, wij zijn denken (de Vader), verlangen (de Zoon) en wil (de Geest).’
‘Naast autonomie, de wil, is er het verlangen en het denken. Het verlangen is passief. Het voltooide leven is niet autonoom, maar heteronoom – niet in staat om zelf de eigen wil te bepalen – , maar wordt mede bepaald door wat anderen vinden. Bij dit verlangen is de positie van de peer group ook van belang. Als je zegt dat je dood wilt, wat is dan je verlangen, en wat is je wil. Ook een poging tot zelfdoding is zowel verlangen als autonomie, en daarmee heteronoom, niet slechts autonoom. Augustinus had moeite met die overgang van de Griekse manier van denken naar de semitische. Zijn bekeringservaring ging geleidelijk.’
Paul van Tongeren geeft in zijn boek een lijstje met redenen waarom mensen menen dat hun leven voltooid is. Men heeft het gevoel er niet meer toe te doen, anderen tot last te zijn, door gebreken niet meer voor zichzelf te kunnen zorgen. Deze punten komen ook voor in de bezinningsbrief van de Remonstranten uit 2018. Is dit dan een wil om niet verder te leven, of is dit een roep om aandacht? Van Tongeren onderstreept, leven doe je niet alleen, en leven doe je niet alleen, je leeft niet los van de maatschappij.
Van Tongeren: ‘Nog even terug naar de verhouding tussen autonomie, wil, verlangen en denken. Hoe verhoudt de wil zich tot het denken en de ervaring van het kwaad? De wil die we gebruiken is vaak een mix van twee of meer: de wil als zin hebben, aangetrokken worden, verlangen, maar er zit ook denken bij, rationaliteit. Autonomie komt niet toe aan het verlangen, maar aan de wil. Bij een keuze hebben we het niet in eerste instantie over de wil maar over het verlangen. Verlangens zijn niet autonoom maar heteronoom. Er zit naast een verlangen ook een element van wil in. De wil bepaalt of je toegeeft aan het verlangen. Als iemand zegt dat hij/zij/hen dood wil, wat bedoelt die persoon? Wat is er aan verlangen en wat is er aan wil? Is het een wil die zich overgeeft aan het verlangen, of bepaalt die wil bewust of hij zich overgeeft aan het verlangen? Het is onaantrekkelijk om te leven met pijn, dat stoot ons af. Dat is geen autonoom besluit. Welk element van willen zit hierin?
Strikte wil is minimaal en problematisch. Doorgaans is wat we willen een mix van verlangen en willen. Dat verlangen kan positief of negatief zijn, zoals je wens om te demonstreren om het klimaat te redden. Soms doet het verlangen niet mee, als tegenstrijdige verlangens elkaar neutraliseren.
De niet-autonomie of de heteronomie van het verlangen, toont zich in de veranderlijkheid van het verlangen. Wie zich verlaat op het verlangen, kan niet voor de toekomst beslissen. Als je zegt: ik wil niet meer leven als ik dement ben, zegt dat iets over je wil op dit moment. Als het verlangen verandert, dan zal ook de wil veranderen. Als je dus eenmaal aan het begin van dementie staat, kun je daar anders over zijn gaan denken. De wil is altijd verlangen en wil, en verlangen is leidend. Zelf beslissen wordt mogelijk gemaakt door verlangen. Je wilt voor de toekomst een verlangen vastleggen, als je dus zegt: als ik dementie krijg wil ik niet meer leven, is dat, plat gezegd, hetzelfde als zeggen, ik wil niet de auto die ik over 10 jaar mooi zal vinden. Er klopt iets niet waar wij op gezag van de autonomie bij voltooid leven een voorspelling willen doen over het verlangen. Dat gaat niet. Vaak worden mensen al gerust gesteld als ze het middel in huis hebben, dus het besluit voor zich uit kunnen schuiven, kunnen aarzelen of ze het gebruiken, de twijfel die Augustinus had.’
‘De reden om dit boek te schrijven kwam voort uit een soort onbehagen over de manier waarop de discussie over voltooid leven gevoerd wordt. Dit heb ik geduid door het filosofische verhaal. Denk na over hoe je de begrippen gebruikt. Aan het eind van het boekje voelde ik mezelf genoodzaakt om een ander aspect van het onbehagen aan de orde te stellen, het besef of de idee dat de grens tussen leven en dood een grens is waar we niet over kunnen beschikken, in de zin dat er een taboe op ligt. Ik erken dat ik die opvatting heb, dat er een taboe op ligt, omdat het moeilijk is om een taboe te rechtvaardigen, omdat het niet te rechtvaardigen valt. Zonder taboe kunnen we niet leven. Er is echter wel een mogelijkheid te relativeren. Ook mijn hoogst rationele analyse wordt gedragen door een standpunt. Mijn argumentatie wordt ook door een verlangen, een standpunt, een taboe, geleid, zonder dat mijn argument een ideologisch argument wordt.
Je moet euthanasie en voltooid leven duidelijk onderscheiden. Er is barmhartigheid enerzijds en autonomie anderzijds in deze twee begrippen. De barmhartigheid is heel anders dan wat als autonomie in de discussie over voltooid leven wordt gebruikt. Geef iemand waar hij om vraagt, desnoods de dood. Het feit dat iemand het je vraagt betekent niet dat je het moet geven, zeker niet als het de dood is. Dat heeft te maken met dat taboe, die grens die je niet mag overschrijden. Als er uitzonderingen zijn, zijn die zeer uitgebreid vastgelegd. Alleen de staat mag doden.
Onderscheid ook wat er politiek en juridisch geregeld kan en moet worden inzake het levenseinde. Mijn boekje richt zich meer op het eerste onderscheid dan op het tweede. Het pastorale probleem vergist zich als het meent gehoor te moeten geven aan een autonome wens. Het pastorale aspect, en dat geldt zowel voor het pastoraat als de ethiek van de zorgverlener, wordt gedragen door barmhartigheid, bekommernis om het welzijn van iemand of de afwezigheid daarvan. Dat is iets anders dan zeggen ik heb het recht mezelf van het leven te beroven en jij moet mij hiermee helpen. Hier speelt geen pastorale rol.’
Charlotte Hille
Paul van Tongeren (1950), is filosoof en hoogleraar wijsgerige ethiek. Van 2021 tot 2023 was hij Denker des Vaderlands. Van Tongeren heeft zich gespecialiseerd in Nietzsche en Augustinus. Naast zijn wetenschappelijke werk houdt Paul van Tongeren zich bezig met publieksfilosofie. Van Tongeren behoort tot het Filosofisch Elftal van Trouw. Hij is rooms-katholiek.
Iedereen heeft het over ‘De meeste mensen deugen’. Niet weg te branden uit de Boeken Top 10. Rutger Bregman als profeet van de Nieuwe Mens – een wezen dat zou.. Lees verder
Er ligt een labyrint in onze tuin. Meer dan vier jaar geleden heb ik het aangelegd en het is er nog steeds. Het kwam voort uit een impuls, maar nu houd ik het bij. Eerlijk gezegd loop ik het niet zo vaak. Maar de plek heeft betekenis gekregen. De plek, de bomen – ook een boom erachter, een pruimenboom, helemaal niet zo oud, er komen nauwelijks pruimen aan, maar zoals die daar staat … Het is voor mij een plek geworden die rust uitstraalt… Lees verder