Dwaze wijsheid. Over poëzie en theologie

Dwaze wijsheid. Over poëzie en theologie

Marjorie Specht

‘De ons meer vertrouwde taal, die van het verhaal en het betoog, moet er ongetwijfeld zijn. In situaties die gezond verstand en helderheid van geest eisen. En dat zijn er vele. Maar het geloof, de hoop en de liefde voelen zich bij die rechttoe rechtaan-taal zelden thuis’, schrijft Johan Goud. Poëzie dus, taal die lezers prikkelt om oren te krijgen die horen en ogen die zien, is voorwaarde voor het goede verstaan van de bijbelse opstandingsverhalen. Zo wordt het paasverhaal een goede boodschap.   

Het misschien wel mooiste, door Herman Gorter geschreven, liefdesgedicht dat ik ken, begint als volgt:

Zie je, ik wou graag zijn

jou, maar het kan niet zijn,

het licht is om je, je bent

nu toch wat je eenmaal bent.

Er gaat van die regels, hoe eenvoudig ze ook zijn, een wonderlijke kracht uit. Een kracht die de bezongen jou, maar zodoende ook mij, omhoogtilt. Hoe die kracht ontstaat? Daar kun je van alles over zeggen. Misschien komt het door de afgebroken regels, waardoor je beseft iets anders te lezen dan een verhaal of een betoog? Alsof je rond één en hetzelfde punt blijft cirkelen: rond jou dus, met al dat licht om je heen? Een licht dat ondoordringbaar is en je doet denken aan een mystieke stralenkrans?

Het is een lofliedje, dat in ieder geval. De beminde jij wordt bezongen: ik zou jou willen zijn, zoals je daar staat of zit, met al dat licht dat zich rond jou en niemand anders samentrekt. Lofzangen horen bij de liefde. Ze zoeken woorden die opstijgen, die tegen de zwaartekracht ingaan. Woorden, dichterlijke woorden, die passen bij een mens die de mens oneindig overstijgt (zoals Pascal schreef), niet alleen als hij liefheeft, ook als hij gelooft en hoopt.

Onteigende taal

De ons meer vertrouwde taal, die van het verhaal en het betoog, moet er ongetwijfeld ook zijn. In situaties die gezond verstand en helderheid van geest eisen. En dat zijn er vele. Maar het geloof, de hoop en de liefde voelen zich bij die rechttoe rechtaan-taal zelden thuis. Ze zijn geneigd om woorden en begrippen aan het dagelijkse taalgebruik te onttrekken en ze om zo te zeggen te onteigenen. Woorden die overbekend waren, krijgen daardoor iets vreemds. Ze eisen extra aandacht op.

Voor grote delen van de religieuze taal gaat hetzelfde op. Een derde deel van de bijbel is in dichterlijke taal geschreven. Dat is eigenlijk pas kortgeleden in brede kring doorgedrongen.

Ik ben opgevoed met dagelijkse bijbellezingen aan tafel. Ook dichterlijke teksten als die van de oergeschiedenis in Genesis, de Psalmen, de Profeten, kwamen voorbij (de vurige liefdesliedjes van het Hooglied las ik voor mezelf). Maar het gereformeerde milieu van toen was niet poëtisch ingesteld. Die bijbellezingen hadden een verplichtend en opvoedend karakter: ze gaven ware woorden door, woorden van God. De wonderlijke kracht van poëzie leerde ik pas kennen via de bundels die ik in een tweedehandsboekwinkeltje vond. Optillende, indringende, verrassende woorden en zinnen, bedacht en opgeschreven door mensen. Pas veel later hielpen zij me om de poëzie van de bijbel te herontdekken.

Poëtische theologie

Het is een ontdekking die grote gevolgen heeft voor de theologie – althans wanneer zij wil doen wat dat woord letterlijk betekent: spreken over God. Wat ik zojuist over mezelf zei, is op uiteenlopende manieren typerend geworden voor veel theologen in de laatste halve eeuw. Dichterlijk denken is de enige manier waarop velen van ons het nog kun­­nen. Het betekent onder andere dat de bijbelse canon zijn vanzelfsprekende gezag verliest. Wat voorop komt te staan, is een besef van vreemdheid, van hoe veraf die oeroude woorden en gedachten komen.

Schrijvers en dich­ters kunnen in dit opzicht een voorbeeldfunctie vervullen. Zij zijn meesters in technieken van vervreemding, waardoor woorden die doodgewoon leken, opnieuw gaan glanzen en ons uitdagen om eindelijk te leren kijken en luisteren. Eigenlijk ligt daar precies de bedoeling van de parabels die Jezus vertelt. Ze willen de lezers prikkelen om oren te krijgen die horen en ogen die zien. Onze oren en ogen kunnen dat niet vanzelf. Ze moeten tot leven worden gewekt.

Tot leven gewekt

Ik schrijf het met opzet zo. Ook onze ogen en oren moeten opstaan. De poëtische theoloog ziet dat zelfs als een voorwaarde voor het goede verstaan van de bijbelse opstandingsverhalen. Verhalen die talrijk en veelkleurig zijn: de verdorde botten van het volk Israël, Lazarus, het dochtertje van Jaïrus, de enige zoon, de verloren zoon, Jezus. Ze vertellen over geheimzinnige overgangen: van het bekende en wetmatige naar wat volstrekt nieuw is. Waarom doen ze dat? Allereerst om onze verwondering te wekken over het meest elementaire dat ons gegeven is: ons leven. Want niets is gewoon maar wat het lijkt. Het opstandingsverhaal van Jezus gaat verder op dat spoor en onthult een rebelse waarheid: het zwakke van God is sterker dan mensen.

Verwondering

Er is een klein gedichtje van de dichter Leopold. Hij zegt in dat kleine gedichtje iets over een kind – maar in één adem ook over die eerste betekenis van opstanding. Over het ongewone van alles gaat het, over de ontroering die dat wekt.

                        Een sneeuw ligt in den morgen vroeg

                        onder de muur aan, moe en goed

                        beschut en een arm kind komt toe

                        en staat en ziet en met zijn voet

                        gaat het dan schrijven over dit

                        prachtige vlak en schuifelt licht

                        bezonnen en loopt door, zijn mond

                        trilt in het donker klein gezicht

Dat is het, dat is alles, zou je bijna zeggen. Er staat niet eens een punt achter deze regeltjes. Zo kortdurend is wat hier wordt aangeduid, zo vluchtig gaat het. Die wonderlijke sneeuw, vroeg in de morgen. Een kind dat het ongerept nieuwe ziet en het zachtjes aanraakt.

Dwaze wijsheid

Het opstandingsverhaal van Jezus voegt er een – wat de goede boodschap betreft – beslissend extra aan toe. Het blijkt een dwarse en dwaze wijsheid te zijn. In het licht van die wijsheid verbleken de evidenties van het machtsdenken tot banaliteiten. Gerrit Achterberg doelde erop in zijn gedicht Monomaan:

Van haar verlies volmaakt

is deze aarde rond.

Ofwel: er zijn op aarde dingen die je alleen door verlies rond kunt krijgen. Denk maar aan de vrede, rechtvaardige verhoudingen, liefde. Verlies betekent in zulke gevallen: een stap terug zetten, liever onrecht ondergaan dan het doen. Juist dat maakt de aarde rond.

Het is de dwaze wijsheid van het christelijk geloof, in de zin waarin Paulus erover schreef. Het geloof in een gekruisigde staat er centraal in – en een verachtelijker dood dan de kruisiging kon een beschaafde Romein zich niet voorstellen. Maar in dit dwarse geloof draait nu juist alles rond de opstanding van een gekruisigde. Wat niets is, heeft God uitverkozen om wat wèl iets is teniet te doen, schreef Paulus (I Kor.1). Wat niets is is niet domweg niets. Het is – om met de filosoof Deleuze te spreken – het andere dat achter de orde van onze wereld een levensgroot vraagteken plaatst. Bepaalde dingen kun je alleen door verlies rond krijgen.  

Dat geldt ook voor dingen die veel kleiner zijn dan de orde van onze wereld. Iedereen die leeft, ouder wordt, liefheeft en lijdt, ontdekt vroeg of laat hoe belangrijk de kunst van het verliezen is. De laatste te kunnen zijn zonder knarsetanden, de eerste zonder zelfverheffing, de beminde te kunnen zijn in dankbaarheid, de eenzame met openheid van geest. Ook daarin ligt de dwaze wijsheid van kruis en opstanding – één die dag in dag uit geleefd moet worden. Al zal die wijsheid soms, als het niet anders kan, de moed van ons vragen om Nee te roepen. Want het dwaze van God is wijzer dan mensen en het zwakke van God is sterker dan mensen.’

Johan Goud
emeritus predikant. Van 1999 tot 2009 was hij bijzonder hoogleraar Vrijzinnige godsdienstfilosofie en van 2009 tot 2015 hoogleraar Religiewetenschappen en Zingeving in literatuur en kunst aan de Universiteit Utrecht.

Lees ook de bespreking door Johan Goud op NieuwWij.nl van het boek Hier stokt het hanige heilige woord. Tien millenniumdichters over een zinvol leven door Martien E. Brinkman en Pieter Jan Mellegers.  Volzin, 2024.
https://www.nieuwwij.nl/opinie/poezie-de-wil-om-niet-te-zwijgen-waar-woorden-onbreken/

Zie ook

Redactioneel
1 juni 2021

Redactioneel

Pinksteren is het feest van het luisteren. De eerste leerlingen zijn bijeen, voor het eerst zonder hun Heer. Even daarvoor is hij ten hemel gevaren, wat dat ook moge betekenen… Lees verder

Geroepen om woke te zijn
5 december 2024

Geroepen om woke te zijn

Dat kan echt niet meer. Het is zinnetje dat we regelmatig horen in het publieke debat. Een heel interessant zinnetje, vind ik, omdat het zoveel veronderstelt. Dat er een tijd.. Lees verder