‘Schaamte hoort bij ons menszijn’, schrijft psychotherapeut Gerry Westland (1974) in dit artikel. ‘Begrijpen waarom we ons schamen, zou ons kunnen helpen om met enig mededogen naar onszelf te kijken’. Zij geeft enkele psychoanalytische noties over schaamte weer en legt het onderscheid uit tussen schuld en schaamte.
In 2018 werd het woord vliegschaamte genomineerd tot woord van het jaar. Overgewaaid uit Zweden werden we met dit woord bewust gemaakt van ons aandeel in de klimaatcrisis. Een hoogleraar psychologie van de Radboud Universiteit te Nijmegen stelde tijdens een wetenschappelijke discussie voor om het woord te vervangen door vliegschuld, wat toepasselijker zou zijn. Schuld, schaamte? Waar gaat het hier om? Zoals blijkt uit dit genomineerde woord, worden de woorden schaamte en schuld nogal eens door elkaar gebruikt.
Al in het begin van de bijbel vinden we een gebeurtenis, die eveneens deze mix van schuld en schaamte in zich draagt. Adam en Eva hebben in de hof van Eden, tegen het verbod van God in, gegeten van de boom van kennis van goed en van kwaad. God komt hen opzoeken en roept Adam: Waar ben je? Adam en Eva houden zich op dat moment verborgen. Als Adam tevoorschijn komt, antwoordt hij God, dat hij bang was geworden en zich verborg omdat hij naakt is. Er is in dit verhaal sprake van schaamte, omdat Adam en Eva zich bewust zijn geworden van hun naaktheid. Dat lijkt zo op het eerste gezicht, maar de lezer heeft onmiddellijk door, dat dit slechts aan de oppervlakte ligt. Adam en Eva schaamden zich vooral, omdat ze mensen bleken te zijn die de verleiding niet het hoofd wisten te bieden. We kunnen echter ook een ander perspectief innemen bij deze situatie en dan valt het licht op de schuld. Het is voorstelbaar, dat Adam en Eva zich schuldig voelden omdat zij bij God een grens waren overgegaan door het eten van de door Hem verboden vrucht. Zo bezien, is het niet gemakkelijk om schuld en schaamte van elkaar te onderscheiden.
Voor ik nader inga op deze emoties, is het allereerst belangrijk uiteen te zetten, waar we precies over praten. En ik kies daarbij het psychoanalytisch perspectief. Louis Tas, een bekende Amsterdamse psychoanalyticus (overleden in 2011), heeft zich veel met het onderwerp schaamte beziggehouden. Hij omschreef schaamte kernachtig, als: Het idee dat je in de ogen van de ander waardeloos bent. En dat je die ander daar volkomen gelijk in geeft. Wanneer er schaamte optreedt, is er geen empathie met jezelf en heb je de minachtende blik van de ander geïnternaliseerd.
Schaamte is een emotie, die heel normaal is. Iedereen kent het; hoewel sommigen deze gevoelens afweren met schaamteloosheid, omdat de onderliggende schaamte onverdraaglijk is. Schaamte is een emotie waar we vaak maar moeilijk mee om weten te gaan. In de spreekkamer spreekt de patiënt er liever niet over. En de psychotherapeut kan ook de neiging hebben om het te vermijden; terwijl juist de schaamtebeleving een inperkend effect kan hebben op het gevoelsleven van de patiënt en een grond voor depressie kan vormen.
Frans Schalkwijk, eveneens een Amsterdamse psychoanalyticus, benadrukt het belang om schaamte te zien als een emotie, die bestaat uit een gevoel, een cognitie (gedachten) en een lichamelijke gewaarwording. Er is een beschamend gevoel, wat vaak samen gaat met een gevoel van agressie. We kunnen ons dit goed voorstellen in alledaagse uitdrukkingen, als: ik kan wel door de grond zakken en ik schaam me mijn ogen uit mijn kop. Er zitten elementen in van willen verbergen en zien; terwijl jij jezelf juist enorm gewaar wordt. Dat uit zich in allerlei lichamelijke sensaties als zweten, blozen, een versnelde hartslag en gespannen spieren. Naast de gevoelens en lichaamssensaties treedt er tegelijkertijd een negatieve evaluatie op. Hier wordt meteen het onderscheid tussen schaamte en schuld zichtbaar. Bij schaamte ligt de focus op de evaluatie van het zelf en bij schuld staat op de voorgrond de evaluatie van het gedrag. Degene die zich schaamt, wil elementen van zichzelf ongedaan maken. En degene die zich schuldig voelt, wil repareren door zijn gedrag ongedaan te maken. Schaamte is daarmee verbonden met identiteit. In die evaluatie van het zelf vindt een soort verschuiving plaats. Het zelf verplaatst zich in en identificeert zich met de ander. Je gaat minachtend kijken naar jezelf. Louis Tas zegt in dit verband: Dat is mede het verlammende: ben je nou de kijker of juist de bekekene? Innerlijk verdeeld ben je nergens meer.
Deze definiëring van schaamte brengt ons bij de vraag: waar komt schaamte vandaan? Als psychotherapeut ben je altijd op zoek naar een theorie, die bruikbaar is in de klinische praktijk. Professor Günther Seidler, een Duitse psychoanalyticus, heeft een poging gedaan om fenomenologie, Sartres filosofie en de freudiaanse en objectrelationele psychoanalyse te integreren. Hij beschrijft hoe schaamte te maken heeft met het zelf, de identiteit. Er kan pas een zelfontstaan, als jij jezelf kunt afgrenzen van de ander. Dat gaat samen met de mogelijkheid tot zelfreflectie. Hierbij word jij je bijvoorbeeld bewust, dat jij een zelfde situatie anders kan beleven dan een ander. Seidler gaat er vanuit, dat dit vermogen bij een kind ontstaat in de tweede helft van het tweede levensjaar, wat bevestigd is met onderzoek onder peuters naar verlegenheid.
Als er schaamte is, ontstaat er een tijdelijke breuk tussen het zelf en het ik. Dus tussen iemands identiteit (zo ben ik) en hoe iemand zichzelf beleeft (zo wil ik zijn, maar ben ik niet). Iemand maakt zich tot object van observatie. Het kan opgevat worden, als een driehoeksrelatie, die de zelfreflectie kenmerkt in geval van schaamte: je ziet jezelf door de ogen van de ander en weet je daarvan afgescheiden. Frans Schalkwijk benoemt het als een conflict tussen drie psychische aspecten: Hoe iemand wil zijn, de vermeende blik van de derde en de bewustwording, dat het zelf niet overeenkomt met hoe men wil zijn. Schaamte is een beleving, die tot stand komt, nadat de blik van de objectiverende ander is opgetreden. Die blik wordt overigens niet waargenomen, deze is onbewust.
Vanuit de forensische psychologie is schaamte belangwekkend, vooral omdat uit onderzoek blijkt dat schaamte zeer sterk verbonden is met agressie. De blik van de ander kan als vernederend worden beschouwd en aanleiding geven tot agressief gedrag. Opvallend is dat bij de ene persoon de agressie zich naar buiten richt op een ander en dat bij de andere persoon de agressie zich naar binnen keert. Schaamte gaat dan samen met een zelf-verachtende woede en kan leiden tot zelfdestructief gedrag. Schaamte kan zo zelfs tot suïcide leiden. Het waarom van de individuele verschillen in de neiging om woede naar binnen of buiten te richten, wordt nog niet begrepen.
Dan is er ook nog het feit, dat niet alleen daders, maar juist slachtoffers van geweld een heftige schaamtebeleving kunnen hebben. Louis Tas kwam dat in zijn praktijk bij veel Joodse oorlogsslachtoffers tegen, die het concentratiekamp hadden overleefd. Zelf behoorde hij er ook toe. Hij benoemt, dat zijn oom eens opmerkte: Ze schamen zich, omdat ze zo slecht behandeld zijn. Het behoren tot een groep, die straffeloos kon worden vernederd en mishandeld, is schaamte opwekkend. Het geeft de complexiteit van schaamte weer, als zelfs een groep, die zich niet zou hoeven schamen, dit wel kan beleven.
In dit artikel heb ik enkele psychoanalytische notities over schaamte weergegeven, waarin ik niet uitputtend ben geweest. Ik heb duidelijk willen maken: schaamte is een normale, maar moeilijke emotie. Het raakt ons dieper, dan een gevoel van schuld, omdat het betrokken is op onze identiteit. Daarom is het niet weg te maken. Begrijpen waarom we ons schamen, zou ons kunnen helpen om met enige mededogen naar onszelf te kijken en te beseffen, dat dit bij ons menszijn hoort.
Gerry Westland is psychotherapeut en kandidaat-psychoanalyticus. Ze is werkzaam in een eigen praktijk te Den Haag en lid bij de Remonstranten Den Haag.
In de Indische buurt in Amsterdam heeft beeldend kunstenaar Mark van Praagh zijn atelier, tevens expositieruimte. We spreken daar met elkaar over schoonheid en troost. We beginnen bij de gevolgen.. Lees verder
Er zijn nog wel goede dichters, maar haast niemand schrijft meer voor de kerk’, zegt hij. En: ‘Van de liedschat die er is, wordt een steeds groter deel onbruikbaar door veranderende tijden’. Vandaar dat Maarten van der Bijl (1981, cantor-organist van de Geertekerk in Utrecht) een project begon dat dichters aanspoort om ‘ambtelijk voor de kerk te rijmen’.. Lees verder