Martijn Rozing rondde vorig jaar het Seminarie af met een essay getiteld Bidden na de dood van God. Onlangs is hij over dat thema gestart met een promotieonderzoek aan het Arminius Instituut. Hij vertelt wat hem aan het gebed fascineert.
Ik stelde in mijn essay Bidden na de dood van God de vraag naar de betekenis van het gebed vandaag de dag bij Remonstranten en de brede vrijzinnigheid. Want we zouden kunnen stellen dat het gebed eigenlijk niet meer zo vanzelfsprekend is sinds de grote veranderingen in ons godsbeeld in de afgelopen eeuw. Hoewel bidden voor velen misschien nog een vertrouwd ritueel is, roept het bij anderen en nieuwe zinzoekers ook vragen op. Vragen die ik zelf als student aan het seminarium ook had. Wat is de betekenis van bidden wanneer dat niet langer een loftuiting of een smeekbede is? Wanneer we de traditionele, gevende en nemende, God achter ons laten? Wanneer we in plaats van een persoonlijke God spreken over de Ene, de Eeuwige of het Heilige? Hoe moeten we het gebed dan zien?
Het waren vragen die ik als beginnend predikant in de opleiding, tijdens mijn stage en in de verschillende gastpredikantschappen meenam. Bij het remonstrantse gebed binnen de liturgie viel me op dat het een heel eigen plek van bezinning was met vele creatieve verschijningsvormen. Soms nam een korte meditatie de plek van het gebed in. Op andere momenten had het gebed de vorm van een gedicht in de wijze waarop iets belangwekkends onder woorden werd gebracht. Ik ontdekte een rijke verscheidenheid in de manieren waarop mensen hun eigen verhouding tot het gebed leken te hebben of te zoeken. Het onderwerp hield me bezig omdat in het bidden voor mij de waarde en beleving van de religiositeit duidelijk naar voren komt. Ik zie het als een spirituele praktijk. Een praktijk waarin datgene wat ons ten diepste bezighoudt, onze wereld, wijzelf én het heilige in een vaak zoekende verwoording op elkaar betrokken worden.
In mijn afrondende essay voor het Seminarie heb ik het vraagstuk naar de actuele waarde en betekenis van het vrijzinnige gebed filosofisch nader onderzocht. Ik heb zodoende een aantal aspecten van het gebed verkend. Daarbij ben ik vertrokken vanuit een fenomenologische blik op het bidden, die vragen stelt als: Om wat voor soort fenomeen gaat het eigenlijk? Welke betekenis toont zich in het bidden zelf? Ik heb het bidden daarbij vanuit een vrijzinnige, religieus humanistische, optiek benaderd, om zo tot een nieuw verstaan ervan te komen.
Daaruit kwam voor mij een onderscheid tussen twee soorten van gebed naar voren die ik het wilde bidden en het gecultiveerde bidden heb genoemd. Bij het wilde bidden gaat het om het spontane bidden dat zich aandient op bepaalde momenten in een mensenleven. Het zijn de momenten die we voor onszelf met God of het heilige kunnen verbinden. Momenten van diepe verwondering of verbijstering, verrukking of verontrusting. Dat gebeurt in concrete levensmomenten waarin sprake is van een bepaalde intensiteit. Het zijn momenten waarop er iets op ons inbreekt of waarop we uit onszelf losbreken en in een andere verhouding tot het leven komen te staan en waarin we iets van het heilige kunnen ervaren. Bij het gecultiveerde bidden gaat het om wat we doorgaans onder bidden verstaan. Het is het aanroepen van God in een rituele of liturgische setting, groot of klein, intiem of publiek. Hierbij gaat het om een doordachte en bewuste adressering van God waarbij gebruikgemaakt wordt van bekende formules van spreken. Het gecultiveerde gebed staat daarmee in een traditie en kent vele varianten en verschijningsvormen waaronder bijvoorbeeld ook het stille gebed geschaard kan worden.
In mijn verkenning ben ik het gebed gaan beschouwen als een bijzondere vorm van spreken. Een manier waarop wij mensen via taal iets proberen op te roepen van wat uiteindelijk voorbij onze taal en ons begripsvermogen gaat. Hoe we door middel van gebed een vorm van openheid of ontvankelijkheid voor het heilige in ons leven proberen te cultiveren. Deze dynamiek heb ik – met behulp van een begrip van de Duitse socioloog Hartmut Rosa – als een resonantieruimte bestempeld. Een ruimte waarin we ons afstemmen op zowel onszelf, de wereld als het heilige. Een plek waarin tevens dat vermogen tot afstemming, tot daadwerkelijk luisteren en contemplatie, wordt beoefend.
Na vieringen, in gesprek met de bezoekers, vraag ik regelmatig of mensen bidden en op welke manier. Steeds ben ik verrast door de verschillende antwoorden. Daaruit blijkt vooral dat bidden allerlei vormen aanneemt; van het korte momentje van aandacht voor de maaltijd tot de wandeling in de avondschemer aan de rand van het dorp waarin de stilte heel bewust wordt ervaren.
Mijn essay bleek uiteindelijk een inleiding te zijn. Het onderwerp heeft me sindsdien niet meer losgelaten en ik zal me er de komende tijd nog verder in verdiepen. In samenwerking met mijn begeleider Johan Roeland (Universitair Hoofddocent aan de VU en aan het Remonstrants Seminarie) zal ik per 1 februari 2025 bij het Arminius Intituut starten als promovendus op dit onderwerp. Op die manier hoop ik de betekenis en de waarde van het gebed voor de vrijzinnigen en in het bijzonder de Remonstranten verder te kunnen belichten.
Wil je meer lezen over dit onderwerp? Hier vind je het volledige essay:
Martijn Rozing (1971) is proponent bij de Remonstranten en werkt als geestelijk verzorger en zorgethicus in een ziekenhuis. Hij studeerde aan de Universiteit voor Humanistiek en volgde van 2021 tot 2024 het Remonstrants Seminarie. Hij gaat regelmatig voor in remonstrantse kerken.
Naast de ‘vernieuwingsplekken’ die door de landelijke organisatie worden betaald en begeleid, is er in andere gemeentes ook sprake van projecten en activiteiten die je ‘vernieuwend’ kunt noemen. In een serie gesprekken komen ze langs. Vandaag Arnhem… Lees verder
In de Indische buurt in Amsterdam heeft beeldend kunstenaar Mark van Praagh zijn atelier, tevens expositieruimte. We spreken daar met elkaar over schoonheid en troost. We beginnen bij de gevolgen.. Lees verder