Een almachtige God boven ons in de hemel bestaat voor vrijzinnig gelovigen nauwelijks nog. Houdt geloven daarmee op? Rick Benjamins, hoogleraar vrijzinnige theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit in Utrecht, laat in zijn boek Boven is onder ons (2022) zien hoe we na de dood van God kunnen spreken en denken over God. Johan Goud interviewde hem over God en transcendentie, Michel Peters zette de gedachtewisseling op papier. Een gesprek tussen godsdienstfilosofen.
Jouw boek Boven is onder ons is een vorm van theologische kennistheorie. Hoe kun je wat boven is kennen en daar zinvol over praten? Je beschrijft hoe theologen daar de afgelopen dertig jaar over hebben nagedacht. Aan het slot van het boek geef je meer jouw eigen ideeën daarover weer. Hoe kijk je zelf aan tegen begrippen als God en hemel?
‘God en hemel zijn voor mij menselijke concepten en geen metafysische objecten buiten ons. Het boek is een poging om op te sporen hoe we die woorden zinvol kunnen gebruiken in de postmoderne theologie. Voor mij is de hemel aanwezig – ik zeg het Gerardus van der Leeuw na – in een beker water voor de dorstigen. De religiekritiek heeft zich gericht op het ontmythologiseren van naïeve beelden. Mythologische beelden waar wij een metafysica onder hebben gezet. De mythologie zijn we nu kwijt en ook de metafysica, maar die beelden blijven bestaan. Ik heb de switch gemaakt van het theologisch verstaan naar het (theo)poetisch verstaan van die beelden.’
In de voorstelling van de hemel volgens Van der Leeuw zit een duidelijke ethische component. Kun je aangeven in welke zin dat aspect voor jou belangrijk is?
‘Ik sluit dan het meest aan bij de theoloog Kearney die spreekt over een transformatie in de relatie tussen mensen en in de relatie tussen mens en God. Mensen veranderen aan elkaar, zoals ook God en mensen aan elkaar veranderen. Vergelijk het met gastvrijheid. Door mij gastvrij op te stellen wordt de ander mijn gast, maar ik word op een bepaalde manier ook zijn of haar gast. Dat veronderstelt openheid en een autoriteitsvrije gastvrijheid, waarin ook al een ethische laag zit.’
De titel van jouw boek refereert aan de theoloog Kuitert. Bekend van de gevleugelde uitspraak Alle spreken over boven komt van beneden. Met het weergeven van zijn theologie begint ook jouw boek. Hoe kijk je tegen zijn gedachtegoed aan?
‘Kuitert liep uiteindelijk vast in een starre tegenoverstelling tussen God en mens. Hij zat vast in een dubbele eis: een God boven ons kan niet. Maar als God niet boven ons zit dan is het God niet meer. Voor hem bleef in het spreken over God alleen een subjectieve verbeelding, een verbeelding van onderaf, nog mogelijk. Dat vastlopen was niet nodig geweest, hebben theologen na hem laten zien. Bepaalde theologen leggen het subject en God bijna op elkaar. De mens krijgt dan bijna goddelijke vermogens. Andere theologen menen dat we God juist als een lege plek moeten behouden. We moeten niet antropocentrisch denken, niets op de troon zetten dat overheerst. En tenslotte zijn er theologen die de interactie centraal stellen. Er is iets dat een beroep op ons doet. Dat is en kan alleen de ander zijn die dorst heeft. Voor Kearney bijvoorbeeld is God het Andere dat via het andere van de ander bij ons binnen komt. Door in gesprek te gaan, door een interactie aan te gaan veranderen wij aan elkaar.’
En hoe werkt die interactie dan in de relatie tussen God en mens?
‘God en hemel verwijzen naar een méér van de alledaagse werkelijkheid. Daarin schuilt iets van transcendentie. Immers, het lukt niet om de werkelijkheid in economische, wetenschappelijke of alledaagse termen rond te krijgen. Het méér van de werkelijkheid doet iets met ons, werkt op ons in en lokt een reactie van ons uit. Ook in relatie tot een concrete ander. Die meerwaarde van het bestaan kan onder woorden worden gebracht door het woord God of hemel. Aan dit méér van de wereld geven we dus een bepaalde vorm. Tegelijkertijd gaat daar een kritiek van uit op de bestaande situatie. De wereld kan meer of beter zijn dan wat wij daar nu van maken. Het méér van de werkelijkheid is echt een méér, niet iets wat wij zelf bedenken. Het komt van buiten. Datgene wat van buiten komt voorzien wij van een kader, vormen wij tot een verhaal, een samenhang. Die samenhang heeft weer invloed op ons doen en laten en op hoe wij in de wereld staan.’
Zijn er bepaalde aspecten van de werkelijkheid die speciaal in aanmerking komen als we het over het méér van de wereld hebben? Dat is wel eens geformuleerd als het sublieme, als de liefde of als het ongewone van gewone dingen. Ik denk dan aan de vele schilderijen van flesjes die Morandi schilderde, heel gewone voorwerpen die door hem een extra krijgen, ongewoon worden.
‘Ja dat kan zeker, maar ik meen dat God niet alleen esthetische beleving is, maar ook ethisch appèl. Het goede, het ware en het schone dus. De situatie waarin wij ons bevinden is soms onwaar, slecht en lelijk. Daardoor komt er in ons leven een dynamiek en interactie op gang die ons laat bewegen.’
In het denken van Levinas staat de asymmetrie van mijn relatie met de ander centraal. De ander staat boven mij en gebiedt mij, gijzelt me zelfs. De ander is de ethische gestalte van de alteriteit die mij op het spoor zet van gelovig handelen. Mij spreekt dat aan. Jou ook?
‘Nee, dit is te veel van het goede voor mij, het gebiedende van de ander vind ik moeilijk. Natuurlijk kan een profetisch woord, de ervaring van onrecht of een ander die een beroep op me doet mij van de sokken blazen en mij de controle doen verliezen, maar ik heb er moeite mee als een subject van zijn vrijheid wordt beroofd. Voor mij moet er in relatie met een ander sprake zijn van een vrije beslissing van een mens die ergens van in de ban is. Dat geldt eigenlijk ook voor de waarde van passiviteit en overgave, die door theologen als Merleau-Ponty en Verhoeven wordt verkondigd. Zij zeggen: dingen komen naar je toe, daar moet je mee dealen en je aan overgeven. Denk bijvoorbeeld aan slaap, die je niet kunt afdwingen. Natuurlijk moet je verwerken wat op je af komt, maar de mens mag daardoor niet geknecht of overmeesterd worden. Het subject mag zelf weten hoe hij daarmee om gaat.’
Op 1 maart gaf je in Alkmaar de lezing Tijd voor Tegenkrachten waarin je onderzoekt hoe een vrijzinnig christendom zich zou moeten verhouden tot actuele maatschappelijke ontwikkelingen. Je schrijft daarin dat we hard moeten zijn in zelfkritiek en dat ook van anderen moeten vragen. Maar zijn die twee polen naast elkaar te handhaven?
‘Dat is inderdaad niet gemakkelijk. Flauwekul en verkeerde cijfers moeten we natuurlijk onomwonden corrigeren. Een veroordeling van gedachtengoed dat daarop gebaseerd is, is terecht. Maar mijn uitgangspunt is nog steeds dat we met mensen in gesprek moeten blijven. Ik wil weten wat de reden is van een stellingname. Het redelijk overleg moet voorop staan, totdat dat niet meer mogelijk is. Ik denk niet dat we al bij die laatste situatie zijn aanbeland.’
Johan Goud
emeritus-predikant. Van 1999 tot 2009 was hij bijzonder hoogleraar Vrijzinnige godsdienstfilosofie en van 2009 – 2015 hoogleraar Religiewetenschappen en Zingeving in literatuur en kunst aan de Universiteit Utrecht.
Michel Peters
coördinator communicatie bij de Remonstranten
Rick Benjamins, Boven is onder ons, Denken over God na God. Skandalon, 2022. 288 pp.
Prijs: €29,99. ISBN 9789493220287
Rick Benjamins (1964) werkte van 1993-2008 als predikant in de PKN in de gemeenten Middelstum en Huizinge en in Heemskerk. Vanaf september 2012 was hij bijzonder hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen namens de VVP met de leeropdracht ‘Vrijzinnige theologie: ontwikkeling en effect van de 19e eeuw tot nu’. Sinds september 2022 is hij hoogleraar Vrijzinnige theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Utrecht.
‘In mijn optiek geven ervaringen van de werkelijkheid ons een reden om over God te blijven spreken. Die reden is vooral gelegen in ervaringen van transcendentie die met behulp van de notie God kunnen worden geduid en ingevuld. Ervaringen van transcendentie zijn simpel gezegd ervaringen van de werkelijkheid die iets met ons doet, doordat ze ons draagt, overstijgt, omvat of onderbreekt. In dat geval vernemen wij aan de werkelijkheid de stem van God, bijvoorbeeld doordat wij ons aangesproken voelen door de nood van anderen, doordat wij geconfronteerd worden met iets heiligs dat ons absolute respect afdwingt, of doordat we ons onderdeel voelen van een groter geheel dat ons tegelijkertijd verruimt en tot onze ware proporties terugbrengt. In al zulke gevallen staan wij niet tegenover de werkelijkheid als mensen die haar willen vatten en begrijpen, maar worden wij zelf door de werkelijkheid gegrepen, aangeraakt of aangesproken. […] In die ervaring van transcendentie gaat het niet om een ervaring van iets transcendents boven of buiten de wereld, maar om een ervaring van transcendentie in of van de wereld. In die zin is boven onder ons.’
Boven is onder ons, p 261-262
Of God bestaat blijft open, maar wij doen God door waar te maken waar God voor staat.
Lezing ‘Tijd voor tegenkrachten’, gehouden op 1 maart 2025 in Alkmaar