Bijbelteksten: Jezus Sirach, 24:18-21; Lukas 7:36-50
Een paar weken geleden draaide in het filmhuis de film Suffragette. Het verhaal speelt zich af in een Engelse stad rond een wasserij, in het begin van de vorige eeuw. De vrouwen maken lange werkdagen en krijgen een lager loon dan de mannen. De baas geeft hun zonder betaling extra klussen buiten werktijd en hij doet met hen wat hij wil; hij laat zich bevredigen door de jongste werkneemsters en als je weigert lig je eruit en heb je geen inkomen, geen brood. Het zijn onder andere deze vernederingen die vrouwen aanzetten te vechten voor gelijkwaardigheid, voor stemrecht, zodat zij eigen rechten hebben, onafhankelijk van mannen. Tot op de dag van vandaag is het nodig dat vrouwen vechten voor gelijkwaardigheid.
In Europa zijn we vergevorderd op dit gebied. Het vervult me met trots dat in vrijzinnige kerken meer dan honderd jaar vrouwen kunnen voorgaan en dat ze predikant kunnen zijn. Zo is het niet overal in de wereld. Maar we hoeven maar te denken aan de ingestorte naaiateliers in Bangladesh en India en we weten dat vrouwen als slaven worden gebruikt voor onze kleding. En we hoeven maar te denken aan de demonstratie op internationale vrouwendag vorig jaar in New Delhi, waar duizenden vrouwen en mannen demonstreerden tegen het lakse optreden van overheid en politie tegen de eindeloze verkrachtingen van vrouwen en jonge meisjes en we weten dat niet overal vrouwen als gelijkwaardige mensen worden gezien.
Er wordt gezegd dat godsdienst een grote rol heeft in de machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. Ik zal het niet ontkennen. De verhalen uit de joods/christelijke traditie zijn opgeschreven in een cultuur waar mannen het voor het zeggen hebben. De vrouwelijke elementen uit de verhalen zijn bijna weggepoetst. Bijna allemaal. Er zijn teksten uit de wijsheidtradities waarin vrouwelijke en mannelijke eigenschappen naast elkaar bestaan. Voortkomend uit de bron van alle zijn is er vrouwelijk en mannelijk. Er is de Shekina, de vrouwelijke, goddelijke inwoning van G’d in de mensen. Er is wijsheid als een vrouwelijke eigenschap van G’d, aanwezig bij de schepping van hemel en aarde, in sommige teksten aangeduid als Vrouwe Wijsheid. In de allervroegste tradities is G’d te vinden in verbinding tussen hemel en aarde: mannelijk en vrouwelijk, lichaam en geest, licht en donker en andere tegengestelden. Een zo’n tekst lazen we vandaag, daarin horen we Vrouwe Wijsheid als een sprekende persoon:
Ik ben de moeder van de schone liefde,
van eerbied, inzicht en hoop;
ik werd geschonken aan al mijn kinderen
van eeuwigheid af.
Het gaat hier om een mensbeeld, ieder heeft het in zich: liefde, eerbied, inzicht en hoop. Het zijn geen abstracties, maar geleefde waarden die het leven met elkaar betekenisvol maken. Liefdevol met elkaar omgaan, ruimte geven voor ieders inbreng, inzicht krijgen in gedragingen van mensen en niet zo snel oordelen en als laatste: hoop houden dat het leven anders, beter kan zijn. Je zou het een spirituele levensopdracht kunnen noemen om te blijven zoeken naar die verbinding tussen de tegengestelden. Door allerlei menselijke ervaringen raken we steeds weer de verbinding kwijt: door geweld dat ons wordt aangedaan, door jaloezie, teleurstelling, door ziekte en armoede, door welke beperking dan ook.
Over een vrouw die op zoek is naar nieuwe verbondenheid hebben we vandaag gelezen. In het verhaal wordt ze een zondige vrouw genoemd. Zondig moeten we lezen als een tijdgebonden oordeel: het leven van de vrouw kwam niet overeen met de godsdienstige leefregels van die tijd. Waarschijnlijk had ze een oneerbaar beroep. Hoe komt het dat vrouwen hun geld moeten verdienen met een oneerbaar beroep. Daar gaat vaak een levensgeschiedenis aan vooraf. Als je daar aandacht voor hebt oordeel je minder snel over iemands leven. Deze vrouw stapt een huis binnen van een Farizeeër. Een Farizeeër kun je zien als een theoloog uit een bepaalde stroming. Uit het verhaal kunnen we opmaken dat hij wel nieuwsgierig was naar de opvattingen van Jezus. Anders had hij hem niet uitgenodigd. Laten we ons maar voorstellen dat er een etentje is met theologen. En Jezus was één van hen. Hij laat zich uitnodigen door een vakgenoot, om eens van gedachten te wisselen over elkaars gedachten. Tijdens het eten is daar die vrouw. Als mensen haar zien kunnen ze maar aan een ding denken en dat is haar levenswijze. Haar zonden waren veel, lezen we. Maar, als we haar houding in dit verhaal zien heeft ze daar verdriet over. We zien een ontroerend en intiem tafereel. Geen woorden, maar zoveel tranen heeft ze, dat de voeten van Jezus nat worden; zoveel kussen, onophoudelijk kust ze zijn voeten, zulke kostbare olie gebruikt ze om de voeten van Jezus te zalven, zoveel vertrouwen heeft ze in deze mens, die niet oordeelt, die haar toelaat. Die niet zijn voeten terugtrekt van verbazing of afkeer, maar haar zo dichtbij laat komen.
Het kan niet anders of deze vrouw heeft intens verdriet om het leven dat ze heeft geleid, om de pijn die ze heeft gekend, om de keuzes die ze maakte. Zoveel tranen heeft ze, alsof ze zich schoonwast. Wat weten we van haar gedachten en achtergrond waardoor ze tot haar leven kwam? Wat weten we van haar verlangens, van haar gebeden? In de tranen die ze nu laat zien kiest ze voor een andere weg in haar leven. Jezus laat die liefde toe en vertrouwt haar daarin. ‘Als je zoveel liefde kunt geven ben je vrij van wat je hebt gedaan. Je zonden zijn vergeven. Ga in vrede’. Het moet een geweldige ervaring zijn om zoveel vertrouwen te krijgen, dat je een nieuw begin kunt maken. Als we deze ontmoeting van Jezus en de vrouw bekijken, dan zien we dat er vertrouwen is, geen oordeel maar toewijding, ruimte. En inzicht, omdat Jezus verder kijkt dan de gedragingen of misstappen van mensen. Er is bij hem geen oordeel over hoe iemand leeft; er is ruimte om te zijn wie je bent. Door de ruimte die hij in zich heeft geeft hij de vrouw hoop en vertrouwen, dat zij vanuit haar liefde een ander leven kan beginnen.
Hoe is dat in andere levens van mensen? Wat maakt dat mensen vanuit verdriet of verlies een nieuw begin in hun leven kunnen maken ? Twee weken geleden las ik een memoriam in de krant van een Congolese vrouw, Masika Katsuva. Zij maakte mee dat op een dag soldaten haar huis binnendrongen, haar man vermoordden en haar en haar dochters verkrachtten. Zij werd verstoten door haar familie, omdat ze verkracht was, en daardoor ongeluk bracht. Het is het lot van vele, vele vrouwen in vele, vele landen. Hoe vernederd kun je zijn? Wat geeft je na zoveel leed de moed om het leven weer in de ogen te kijken? Het moet toch iets zijn als een ingeschapen waardigheid, die vrouwen doet opstaan uit hun vernedering. Masika ging opvangplaatsen voor vrouwen creëren: huizen waar ze veilig zijn.
Zij liet vrouwen zien dat er een leven is na verkrachting; dat ze elkaar vriendschap en vertrouwen kunnen geven; dat ze zelf middelen van bestaan vinden en de grond kunnen bewerken om voedsel te bebouwen. Haar drijfveer is compassie, omdat ze weet wat lijden is. Ze ziet het als haar taak om een vrouw haar oude ik te laten terugvinden. Zo kan ze voorbij haar eigen pijn kijken. De ervaringen waren altijd bij haar, maar door liefde te geven kon ze weer verbinding voelen met energie van leven. Als je zoveel liefde kunt geven kun je meer vrij zijn van wat je overkomen is: liefde als bron van inzicht en hoop dat je oude ik teruggevonden kan worden. Compassie, liefde, vertrouwen, of we nu vrouw zijn of man, we hebben het allemaal nodig om na tijden van verdriet en pijn de draad van leven weer te vinden, om liefde te ontvangen en om het te geven. Laten we er royaal in zijn: het zijn levenswaarden die we zo nodig hebben om de mens te worden die we zijn.