Overweging: paradijselijke rust

Foto: sammydavisdog

Als je googlet op het woord paradijs kom je al gauw in het uitgangsleven terecht: centra voor vermaak, ontspanning of vakantie die paradijs in hun naam hebben. Paradijs staat dan voor rust, schoonheid, op adem komen en plezier hebben – een plaats waar het bestaan goed is, wie wil dat niet? Genieten van het leven.

Paradijs is een oud Perzisch woord en betekent letterlijk tuin. Eigenlijk heel aards, een tuin, met beelden van overdadige vegetatie en tal van vreedzaam bijeen zijnde dieren. In veel oude culturen vind je een mythe van zo’n volmaakte tuin waar vrede en gelukzaligheid heersen en elk gevaar ontbreekt. Mensen die met elkaar in liefde leven, in een omheind gebied, in het middelpunt van de aarde of de kosmos. Het idee dat je daar terecht kunt komen, bemoedigt mensen en geeft hun kracht voor vandaag en hoop voor morgen. Bedoelt Jezus dit? De misdadiger tot wie hij spreekt kan een dergelijke bemoediging wel gebruiken.

Schepping

Iets van die paradijselijke mythe vinden we terug in het Bijbelse scheppingsverhaal, al komt het woord paradijs er niet in voor, dat is pas in latere tradities zo geïnterpreteerd. Net als het idee dat rechtvaardigen na hun dood terug zullen keren naar die tuin, ook dat idee is pas later ontstaan. Het scheppingsverhaal zelf is niet zo zeer een beschrijving van een paradijs, het is meer een verhaal dat antwoord geeft op essentiële levensvragen. Wie ben ik? Wat doe ik er eigenlijk toe? Wat is mijn bestemming?

Het verhaal gaat over de mens die in de hof van Eden woont, een lusthof, waar het leven een geschenk van God is. God zegt: laat het je goed smaken, het leven. Je mag vrij eten van bomen en planten, naakt rond lopen, genieten van seks, denk ik dan maar, en natuurlijk van alle andere geneugten die het leven ons te bieden heeft. Wat willen we nog meer. Paradijselijk.

Maar dan gaat het schuren: naast de levensboom staat een andere boom, en daar mag je niet aan komen. Er wordt een grens gesteld aan het genieten, niet alles wat kan is ook goed om te doen.

Er komt een Nee naast het grote ‘Ja tegen het leven’. Dat contrast is met ons leven gegeven. De vraag waar het kwaad vandaan komt wordt niet eens gesteld, de verteller van het scheppingsverhaal gaat er vanuit dat het er is, vanaf het begin, als realiteit. Die boom staat er gewoon. Deze boom wekt in de mens het verlangen naar meer, want van genot kan je nooit genoeg hebben – heel menselijk. Herkenbaar, wij willen ook genieten. Maar daarmee kan je grenzen overschrijden, en dan begint de ellende. Als iedereen zich op zijn eigen genot richt, wordt de ander je rivaal die in de weg loopt. En zo raak je het paradijs kwijt, u kent de afloop van het verhaal.  Het willen hebben, het zich toe eigenen, nemen en eten, dat is wat de eerste mens, Adam, en zijn vrouw doen, ze kunnen het niet laten. Begrijpelijk, wij kennen ook die verleidingen, we willen soms ook nemen en eten.

De tweede Adam

Nu wordt Jezus wel de tweede Adam genoemd, maar hij maakt een omgekeerde beweging. Vlak voor hij gekruisigd wordt, zit hij nog aan tafel met zijn vrienden, hij deelt brood en wijn met hen. Neem en eet, zegt hij, en denk daarbij aan mij, aan mijn leven. Hij deelt als het ware zijn eigen leven uit. En juist van hem wordt verteld dat de dood hem niet klein gekregen heeft, dat hij tot op de dag van vandaag in ons midden aanwezig is. Hij leefde niet voor zichzelf, hij deelde uit – je bent niet alleen, zegt hij tegen de man naast hem. Je zult met mij in het paradijs zijn. Heden, vandaag nog, dat is een cruciale uitdrukking in de rabbijnse traditie. Het gaat om het leven nu, niet om het verleden, maar om nu. Niet om een leven na de dood, want als je je daar op richt, vergeet je in het nu te leven. Vandaag heeft de misdadiger spijt van wat hij deed, dat telt. Nu is hij samen met Jezus, niet alleen, dat telt. Heden, vandaag zul jij – met mij – in het paradijs zijn.

Wat bedoelt Jezus met het paradijs? Later werd uitgelegd, ook op de kansel, dat hij een plaats bedoelde waar wij voort zullen leven na onze dood, maar ik denk niet dat Jezus dat zelf bedoelde. Het joodse woord Pardes, paradijs, staat voor een plek waar men zich terug kan trekken, wijsheid uit de bronnen kan halen en dan met een beschouwende blik de wereld kan bekijken. Het gaat om een bezinning, een plaats om met elkaar te spreken over de vragen van het leven: wie zijn we? Waarom leven we? Wat is onze bestemming?

De grote vragen uit Genesis.

Dat woord pardes bestaat uit vier letters die alle een mogelijkheid aanduiden om de wereld te begrijpen: letterlijk, zoals het zich aan ons voordoet, de diepere lagen in het bestaan, de mystieke uitleg van teksten en als vierde: betekenis zoeken in gesprek met elkaar. Zo kan je samen zijn in het paradijs, in die bezinning op het leven. Dan kan het paradijs dichter bij komen, te doen in ons eigen leven. Zoals we hier zondag na zondag zoeken naar de betekenis van verhalen en teksten. Deze plaats heeft dus wel iets van een paradijs … we lezen en zingen prachtige teksten die ons kunnen inspireren en bemoedigen. Dat heeft iets moois. Ook lezen we verhalen die ons doen beseffen dat het leven op aarde niet alleen paradijselijk is. Misschien zelfs dat de zin en betekenis die wij zoeken in het leven nog het meest gevonden worden door dat die tegenstelling bestaat. Contrastervaringen. Want als je nou eens niet kon sterven, was vakantie dan nog fijn? Zou je dan gelukkig zijn? Die tegenstelling, aan het kruis hangend, spreken over het paradijs. Daar betekenis in vinden, dat is voor ons de kunst.

Vandaag nog zal jij met mij in het paradijs zijn. Mooi, bemoedigend en troostend. Zeker als we daarbij de beelden voor ogen hebben van die tuin, de hof van Eden waar de eerste mensen mochten wonen, vrij, blij en in liefde. Die kant van het leven die is er, we mogen er zelf iets paradijselijks van maken, van dit leven, dwars door alles heen blijven zoeken naar iets dat het leven de moeite waard maakt. Soms zie je dat, Jezus zag dat en hij liet de man die naast hem hing mee kijken: vandaag nog, zal jij met mij in het paradijs zijn. Dat het ook voor ons een troost mag zijn, dat het lukt om soms met elkaar mee te kijken vandaag en alle dagen van ons leven.

Japke van Malde

Zie ook

8 november 2016

Miniatuur: Chips en cocosmacronen

Bij de kassa van de Jumbo komt het opvoedkundige bezoek aan de supermarkt tot een apotheose: ‘Willen jullie déze chips?’ vraagt mama aan dochterlief. ‘Nee, ik wil dit!’ roept het zoontje, terwijl de cocosmacronen al door hem op de band geladen worden. ‘Ja hallo, we zijn hier nu met chips bezig!’ corrigeert moeder… Lees verder

7 november 2016

Rust en onrust bij lezers van AdRem

Mijn diepste rust en onrust Mijn diepste rust vind/ vond ik altijd ’s avonds lezend voor de voortent van mijn caravan op de natuurcamping in Hezingen in Twente luisterend naar.. Lees verder