Het boek ‘Als ‘t kwaad goede mensen treft’ van Rabbijn Harold Kushner was in 1983 een grote hit. Veel redactieleden van AdRem hebben het toen verslonden. Zouden jonge mensen nu het boek ook nog kunnen waarderen, vroeg de redactie zich af. Of leeft de vraag naar de oorsprong van het kwaad helemaal niet meer? Joël Vlasblom, pas afgestudeerd aan het Remonstrants Seminarie, herlas het boek en reageert vanuit zijn ervaringen met jongeren om hem heen.
Kushner gaat in het boek in op de theodicee waarin de vraag centraal staat hoe een almachtige liefdevolle God, het kwaad kan toestaan. Sinds dit boekje in het Nederlands verscheen (ik was toen nog niet eens geboren) heeft de ontkerkelijking om zich heen gegrepen. Nog veel minder jongeren dan in 1983 zijn nog religieus. De vraag naar de plaats van een (almachtige) god in het lijden houdt jongeren van vandaag niet zo bezig. Wel zie ik een behoefte om het kwaad uit het leven te bannen. Bijvoorbeeld door het streven naar persoonlijke maakbaarheid of door maatschappelijke betrokkenheid. Dit richt zich vaak op het bereiken van het goede of van geluk, maar heeft minder verbondenheid met een traditionele God en zijn rol in het lijden. Vaak verandert dit wanneer jongeren het kwaad en het lijden persoonlijk tegenkomen.
In mijn werk als geestelijk verzorger in de forensische psychiatrie, waarin ik werk met jongeren tussen de 14 en 25 jaar kom ik het kwaad breder en in talloze verschijningen tegen. Veel van de jongeren die ik spreek zien zichzelf als kwade mensen. Vaak zijn ze al jong beschadigd door verwaarlozing of misbruik. Velen gaan gebukt onder psychiatrische diagnoses of hun jarenlange en (soms levenslange) verblijf in pleeggezinnen en jeugdinstellingen.
Het kwaad ten volle erkennen
Het kwaad van de jongeren in de instelling waar ik werk is daarmee van een andere categorie dan waar Kushner over schrijft. Hij gaat in ‘Als het kwaad goede mensen treft’ zoals gezegd vooral in op het lijden dat een mens kan overkomen, veel minder over het kwaad dat mensen elkaar aandoen. Dat wil niet zeggen dat het werk van Kushner geen waarde zou hebben. Kushner pleit in zijn werk voor de erkenning van het kwaad. Waar mensen vanuit allerlei redenen de neiging hebben het kwaad weg te moffelen pleit hij ervoor het kwaad ten volle te erkennen. Als geestelijk verzorger voel ik me geroepen om het kwaad in de ogen te zien, zonder de dader van het kwaad te veroordelen. Wanneer ik als geestelijk verzorger het kwaad erken is het mijn ervaring dat dit ruimte schept voor een andere betekenis of behandeling van het kwaad. Een liefdevolle, open, niet oordelende houding van bijvoorbeeld een geestelijk verzorger is binnen het kwade bestaan van jongeren vaak een onalledaags fenomeen.
Altijd opstanding
Daarbij is het voor mij niet belangrijk uit welke geloofstraditie men komt, maar wel wat het kwaad voor iemand betekent. Binnen de erkenning van het kwaad is deze betekenistaal interessant. Waarom spreekt een bepaald beeld van het kwaad iemand aan? Dat specifieke beeld zegt iets over wat iemand ten diepste raakt. Het werk van de seminariumhoogleraar Christa Anbeek heeft me laten inzien dat uit het kwaad, ook het goede doorbreekt. Dit zie ik ook terug in de bijbelse boodschap waarin na lijden, opstanding centraal staat. In mijn werk voel ik mij gesterkt door de verhalen uit het christendom. Ze komen zelden voor in mijn gesprekken, maar bieden wel inspiratie in mijn werk. Ik ontmoet mensen die ik herken in bijbelse personages, worstelend met dezelfde thema`s en vanuit het lijden zoekend naar het goede, bevrijding, oftewel genade. Net als bij de bijbelse personages wordt in mijn gesprekken duidelijk wat voor licht en inspiratie er binnen dit kwaad aanwezig kan zijn. Demonen blijken ook te wijzen op een wil om het goede te doen. Achter verslaving blijkt ook een gemis te schuilen. Achter het doen van pijn een noodkreet om erkenning en verandering. Achter ieder beeld van het kwaad blijkt ook een beeld, van het goede of hoop te bestaan.
Het goede is onderdeel van het kwade
Sinds mijn werk in de forensische psychiatrie ben ik dan ook anders naar de theodicee gaan kijken. Kushner geeft zijn boek de titel ‘Als `t kwaad goede mensen treft’ mee. Men zou het echter ook kunnen betitelen: als ‘t goede kwade mensen treft. Ik geloof net als Kushner dat de mens goed is en een vrije wil heeft, maar ik geloof ook dat iedereen zijn persoonlijke kwaad heeft. Op mijn werk kom ik mensen tegen die heel hun leven zullen lijden. Ondanks die doffe ellende is er vaak nog dat andere, het goede dat hen treft. Zelfs bij de zwaarste misdadigers zie ik altijd weer het goede terug. In kleine gebaren, gemis of dromen. Ook Kushner verwondert zich heel het boek door over het wonder van het bestaan. In de remonstrantse geloofsbelijdenis wordt dit voor mij krachtig verwoord als ‘in verwondering over wat ons toevalt’. Dagelijks verwonder ik mij over hoe het goede ook deel is van het kwade. Ik verwonder mij vaak over al het moois dat ik in omgevingen met kwaad en lijden zie gebeuren. Juist te midden van het kwaad lijkt dit meer betekenis te hebben. Te midden van het kwaad kunnen we ons nog blijven verwonderen. Van mij mag dit best in de taal van de theodicee als almachtig en liefdevol worden genoemd.
Joël Vlasblom
geestelijk verzorger GGZ Eindhoven en proponent van de remonstranten
Het woord ‘inspiratie’ is een modekreet geworden. In elke reclamespot voor een culturele instelling, een kledingmerk of een levensmiddelenfabrikant komt het woord ten minste één keer voor… Lees verder
Is hedendaagse passiemuziek nog wel denkbaar na Bachs onovertroffen Matthäus Passion? Laten we niet vergeten dat Bach vergelijkbare vragen had, toen hij in Leipzig cantor werd. In Leipzig had men uitgesproken verwachtingen van wat een passie zou moeten zijn… Lees verder