Predikant Anneke van der Velde (1963) en haar dochter Geerke Visser (1997) schrijven elkaar brieven. Zij bevragen elkaar daarin hoe ze in het leven staan en hoe geloof, zingeving en spiritualiteit daarin een rol spelen.
Lieve Geerke,
Je legt wat mij betreft de vinger op de zere plek, in je laatste brief. Op mijn vraag hoe jij vanuit jouw ‘jongerenperspectief’ een kerkdienst vorm zou geven, antwoord je een laag dieper. Eigenlijk zeg je: de vorm doet er niet toe; het is veel belangrijker dat de kerk zich congruent aan haar eigen waarden laat zien. Je pleit voor een activistische opstelling van de kerk in politieke en maatschappelijke vraagstukken.
Ik zal proberen je hierop persoonlijk te antwoorden. Want je raakt iets wat al mijn hele leven wringt. Als ik mijn christelijke geloof – waarin radicale naastenliefde centraal staat – serieus neem, zou ik dan niet de daad bij het woord moeten voegen en heel anders moeten leven? En ik herinner me hoe ik als achttienjarige een presentatie voor de Gereformeerde Jongelingsvereniging hield over het communisme. Dat je als christen toch niet anders kón dan kiezen voor deze politieke stroming. Iedereen gelijk en alles van iedereen. Ik zie nog de verbaasde en verschrikte gezichten voor me..
Inmiddels ben ik ouder, en heb ik mijn affiniteit voor het communisme wel achter me gelaten, maar ik vind nog steeds dat ik serieuze keuzes zou moeten verbinden aan datgene wat mij inspireert en mij lief is. De door mijn geloof geïnspireerde woede over onrecht, pijn en verdriet vertalen in maatschappelijke keuzes en daden. En daarmee zou ik waarschijnlijk betrouwbaarder en meer integer zijn in het geloof dat ik uitdraag en verkondig.
Maar, lieve Geerke, Ik ben maar een mens. (Dit klinkt enorm als een dooddoener, maar ik bedoel deze zin existentieel.) Een mens die geïnspireerd is, verschil kan maken, voor grote keuzes kan staan, maar ook een mens die bang is, bezorgd is voor haar eigen hachje en geliefden. Een mens die soms moe is, het allemaal niet meer overziet, moedeloos en cynisch is. Gewoon, een mens, zoals de meeste mensen zijn. In staat zichzelf te overstijgen en mooie dingen te doen, maar die ook soms weg kan zakken in onmacht en lethargie.
En uit dat soort ‘gewone’ mensen bestaat de kerk. Zodat je soms moedige, strijdlustige en grootse daden ziet, en soms een kleinmenselijke, stoffige, burgerlijke opstelling.
Het troostende vind ik, dat er in hoe ik geloof ruimte is voor die tekortschietende mens. Dat de kerk ook een plek kan zijn waar ik dat ongemak over mezelf kan beleven. Niet om het weg te poetsen. Wel om mijn onmacht niet te laten verworden tot cynisme, maar steeds opnieuw weer om te buigen naar vertrouwen, hoop en moed.
Even iets heel anders. Ik heb het gevoel dat ik in mijn brieven met de kerk in mijn hand aan jouw deur sta te kloppen. Met vragen als: wat vind je van de kerk, hoe kunnen we de kerk voor jongeren aantrekkelijk maken? Maar ik denk dat we het er beiden wel over eens zijn dat de vorm kerk, zoals we die nu kennen, wel haar beste tijd heeft gehad. Dat er juist buiten de kerk inspiratie is te vinden om de spirituele en zingevende dimensie van het mens-zijn recht te doen in nieuwe vormen.
Dus… ik ben heel benieuwd naar hoe jullie, als jongere generatie – grotendeels – buiten de kerk, die kant van het mens zijn beleven. Ik zie jou en je leeftijdsgenoten mooie en maatschappelijk bewuste keuzes maken: je bent vegetariër, probeert het vliegen zoveel mogelijk te beperken, je doet vrijwilligerswerk voor ongedocumenteerden..
Waar haal jij je moed, vertrouwen en hoop vandaan, in deze tijd van oorlog, dreigende klimaatcrisis en andere ellende? Hoe voel je je veilig, waar vind je een plek om je
tekortschieten te beleven? Waar ervaar je gemeenschappelijkheid, erkenning, gekend zijn? En.. past het woord God daar nog bij? Met andere woorden: klop eens aan mijn deur met jouw inspiratie..
Liefs, mama
P.S. naar alle waarschijnlijkheid zit je tijdens onze volgende briefwisseling voor tweeënhalve maand in Tunesië voor je studie. We blijven wel gewoon schrijven hè?
Lieve mama,
Jij bent niet bang om De Grote Vragen te stellen. Je vraagt me onder andere om te beschrijven waar ik de inspiratie vandaan haal om een goed en zinvol leven te leven. Met een limiet van vijhonderd woorden is dat nogal een opgave. Ik heb ook geen perfect, eenduidig antwoord op jouw vraag. Eerlijk gezegd modder ik meestal maar wat aan in mijn ethische overwegingen. Soms dringt plotseling het besef tot me door dat de consumptie van zuivel gepaard gaat met dierenleed, wat ik even snel weer vergeet. Ik marcheer mee in de klimaatmars, maar ik bestel Sinterklaascadeautjes op Bol.com. Om nog maar te zwijgen over de CO2 uitstoot van mijn geplande vlucht naar Tunis. Toch denk ik niet dat mijn ethische inconsistentie het resultaat is van het ontbreken van een heilig boek (de bijbel of Das Kapital) om mij de weg te wijzen. Terugkijkend op de geschiedenis van de mensheid blijkt het ontlenen van absolute waarheden aan geschriften ethisch geklooi niet perse te voorkomen. Juist tekstvaste ‘fundamentalisten’ (religieus én seculier) maakten er meer dan eens een moreel zooitje van.
Jouw vraag over waar ik inspiratie vind, buiten het woord van God, doet mij denken aan een symposium dat ik onlangs bezocht. Het was een gespreksavond over idealisme, die werd georganiseerd door een quasi – christelijke studentenvereniging, waarbij twee beroemde oud-leden te gast waren. De twee genodigden waren zeker niet de minsten: Jan Terlouw en Rutger Bregman, twee eigentijdse profeten die de seculiere evangelies van ‘Het Touwtje Uit De Brievenbus’ en ‘De Meeste Mensen Deugen’ verkondigen. Een goede vriend van mij had de eer om deze titanen te interviewen over idealisme. Gretig spoorde hij hen aan om de morele teloorgang van zijn eigen generatie te hekelen. ‘Zijn millennials wel idealistisch genoeg?’, vroeg hij hen, ‘Was het vroeger niet beter, toen de jeugd nog werd voortgestuwd door grote ideologieën?’
De twee heren keken elkaar verbaasd aan. Nee, zo ervoeren zij dat niet. Bregman vertelde hoe de enige vegetariër van zijn jaar verguisd werd binnen de vereniging, en Terlouw kon zich überhaupt niet herinneren dat politieke kwesties besproken werden in zijn studententijd (zo net na de oorlog was de politiek een precair onderwerp). Bregman was juist onder de indruk van hedendaagse tieners en twintigers die massaal de straat op gaan voor vrouwenrechten en klimaatdoelen. Blijkbaar kunnen jongeren dat ook zonder de drijvende kracht van het christendom, pacifisme of communisme.
Het humanistische punt dat ik hier wil maken, is dat de meeste mensen prima in staat zijn om na te denken over zingeving en ethiek, ook (en misschien juist) zonder grote ideologieën, heilige boeken of seculiere profeten, zelfs zonder Jan Terlouw en Rutger Bregman. Juist in dialoog en reflectie, waarbinnen geen absolute waarheden worden geclaimd, maar ruimte is voor de ambiguïteit en grijze gebieden van ethische dilemma’s, vinden mensen inspiratie voor een goed en zinvol leven. Om de daad bij het woord te voegen: misschien wordt het tijd dat ik de dialoog aan ga over zuivelconsumptie met mijn veganistische huisgenootje.
Ik weet dat jij geen ‘sola scriptura’ preekt, mama. Welke andere, niet-christelijke inspiratiebronnen wijzen jou de weg?
Liefs, Geerke
P.S. Ook vanuit Tunis blijf ik brieven schrijven!
Paul Cliteur vertegenwoordigt in deze discussie een duidelijk tegengeluid. Hij heeft kritiek op teveel gegraaf in het verleden. ‘Een natie kan alleen voortbestaan als mensen vroegere conflicten kunnen vergeten.’.. Lees verder