Naoberschap is ook rentmeesterschap!

Naoberschap is ook rentmeesterschap!

De familie Bolk boert sinds 1860 in het Gelderse Aerdt en omgeving. De koeien en stieren van Jos Bolk grazen op 270 hectare grond in Natura 2000 – gebied en zorgen zo voor het landschapsonderhoud. Zijn bedrijf Natuurkoeien ontving het ‘Twee sterren beter leven certificaat’ van de dierenbescherming. In 2019 noemde minister Carola Schouten van Landbouw het een voorbeeldbedrijf voor Nederland. Afgelopen maart is hij gekozen tot statenlid voor de BoerBurgerBeweging (BBB) in Gelderland. Godfried Vonk vraagt hem wat hij onder rentmeesterschap verstaat.

Jos Bolk (1969): ’Jazeker mag je me een bioboer noemen! Mijn ouders hadden een intensieve veehouderij, maar dat voelde niet goed. De dieren waren inwisselbaar, als een jas die afgedragen is… je koopt gewoon een nieuwe. Tijdens een stage in Frankrijk maakte ik kennis met de extensieve manier van veehouderij, en dat sprak me aan. Ethisch gezien, maar ook bedrijfstechnisch.’

Natuurbegrazing

‘In de tijd dat de Natura 2000 – gebieden werden aangewezen, zag ik dat eerst als een bedreiging. Later ben ik het als een uitdaging gaan zien om aan te tonen dat je als landbouwer die gronden net zo goed kunt beheren als natuurbeschermingsorganisaties. Op dit moment wordt van boeren verwacht dat ze op een natuurinclusieve manier werken. Wij doen dat al 25 jaar. En blijkbaar op een goede manier, want we zien hier in de omgeving bijna geen natuurbeschermingsorganisaties die permanente jaarrondbegrazing doen met de Rode Geus of een Hooglander of dergelijke rassen. Hier grazen vooral Blonde d’Aquitaines, de Franse vleeskoeien die wij houden. Wij waren pioniers, en wat ik leuk vind, is dat een aantal collega’s geïnspireerd is geraakt en inmiddels dezelfde weg is ingeslagen.

Ik ken mijn vee. Met al mijn vierhonderd dieren bouw ik een band op. Dat komt omdat ze lang blijven, soms wel 19 jaar. Als ze een jaar oud zijn, ken ik alle karaktereigenschappen. Ik ken ze niet als ‘Marietje’ of ‘Klara’ maar ik kijk naar de koe en dan herken ik haar aan haar poten, kromme staartje of het puntje aan haar oren.

Op een gemiddeld melkveebedrijf worden de stierkalveren verkocht als ze veertien dagen oud zijn. Bij ons vleesveebedrijf blijven de kalfjes zeker de eerste acht maanden bij de moeder in de wei. Daar loopt overigens ook de stier gewoon bij. Vanaf één jaar vindt er een selectieproces plaats omdat er minder stieren nodig zijn dan koeien. Ja, zo gaat dat nu eenmaal in de wereld. Dieren die klein blijven, kromme poten hebben, weinig moedermelk hebben, of juist zulke goede moedereigenschappen dat ze agressief worden, worden op termijn geslacht en niet gebruikt om mee te fokken.

We laten ze wel volwassen worden, maar we willen dan geen nakomelingen van hen. Na het tweede jaar worden ze naar buiten gebracht en aan het einde van dat jaar vindt de definitieve selectie plaats op basis van karakter en groei. Veel van onze percelen zijn vrij toegankelijk voor recreanten. Daarom willen we alleen dieren met een vriendelijk en rustig karakter. We hebben een behoorlijk percentage oude koeien. Waarom zou ik zo’n koe eerder wegdoen? Het karakter is goed, ze krijgt op natuurlijke wijze een kalfje, je hoeft niet te helpen. ’s Ochtends om zes uur kom je in de stal en dan loopt er gewoon een kalfje bij. Dat is prachtig, de meest natuurlijke manier! Dat past volledig in de filosofie van mijn bedrijf Natuurkoeien.’

De bodem is de basis

‘Vanuit het oogpunt van rentmeesterschap gebruik ik amper bestrijdingsmiddelen. Het liefst wil ik gesloten kringlopen, waarbij er zo min mogelijk externe input in het bedrijf nodig is. Ik streef ernaar dat het bedrijf zelfvoorzienend is. Als je kruiden toestaat in je graspercelen, daalt wel de voedingswaarde en daardoor de vleesproductie. Maar dat neem ik graag voor lief omdat het goed is voor de biodiversiteit.

We hebben bijvoorbeeld percelen met te veel Heermoes en Jakobskruiskruid, twee plantensoorten die giftig zijn voor de koeien. We proberen die planten daar zoveel mogelijk te reduceren, ondanks het feit dat Jakobskruiskruid ook best een mooie plant is voor bijen en de rups van de Jacobsvlinder.

Dit kunnen we bereiken zonder bestrijdingsmiddelen en door de wei op een bepaalde manier te beheren: Jacobskruiskruid groeit op plekken waar de graszode beschadigd is. Deze beschadigingen ontstaan als koeien de zode in natte tijden kapot trappen. Door de koeien weg te halen op het moment dat de bodem te nat is, zorg je ervoor dat de graszoden aaneengesloten blijven, waardoor het kruid geen kans heeft om te ontkiemen.’

Mollen

‘Als er mollen in je weiland zitten duidt dat op een rijk bodemleven. Dat is de basis voor goede natuur. Als ik stalmest met hooi vermengd op het land breng, wordt dat door wormen naar beneden getrokken. Daardoor ontstaan kanaaltjes in de bodem en meer lucht. Dan kunnen planten dieper wortelen en het land kan meer water opnemen. Zo ontstaat een positieve spiraal. Zo’n bodem is ideaal voor mollen. Dus als ik geen mollen in mijn weiland zie, dan gaan bij mij alle alarmbellen af. ‘Wat is hier het probleem, waar is het goede rentmeesterschap in dit verhaal?’

Het bredere plaatje

‘De klimatologische omstandigheden in Nederland zijn perfect voor sommige vormen van veehouderij, zoals de melkveehouderij. We hebben veel natte weidegebieden waar je eigenlijk alleen gras kunt verbouwen. En een koe is in staat om van dat gras melk, kaas en vlees te maken. En dat heeft weer te maken met het weer in Nederland. We hebben relatief veel regen en voldoende zon. Dat helpt allemaal bij de bodemomstandigheden. Op die weilanden  kun je niet zomaar andere gewassen verbouwen. Als je sla wilt telen in veenweidegebied, dan gaat dat niet lukken. Misschien krijg je wel sla in de grond, maar als het twee dagen regent voordat het geoogst moet worden, kun je het vergeten. Dan krijg je dat plantje er nooit meer uit. We moeten onze ogen daarvoor niet sluiten.

Honderd jaar geleden maaiden we gras met een zeis. Je kon maar een klein stukje tegelijk maaien en daardoor was de opbrengst per hectare veel lager. Met behulp van betere oogsttechnieken konden we steeds meer productie uit onze gronden halen. Toen ontdekten we: als we eerder maaien, kunnen we vaker maaien. Onze opbrengst werd drie keer zo hoog, ook door het gebruik van tractoren. Door deze efficiëntieslag ontstond het idee: als we meer van een hectare kunnen halen, kunnen we ook meer koeien houden. Zo leidde het ene tot het andere. Of dit goed of fout is geweest? Het was een bepaalde ontwikkeling. De intensieve veehouderij in Nederland is op deze manier ontstaan en doorgegroeid. Ook vanwege de enorme toevoer van voedingswaren die aangevoerd worden via de havens van Rotterdam en Antwerpen. Rondom deze havens bevindt zich een groot aantal verwerkende industrieën. Cacaobonen bijvoorbeeld, worden ingevoerd en verwerkt tot chocolade. Tussen het moment dat de grondstoffen in het zeeschip aankomen en het moment dat er een reep chocola uit de fabriek komt, ontstaan er reststromen. De eetbare afvalproducten van deze industrieën worden opgeruimd door de intensieve veehouderijsector. Ze dragen dus eigenlijk bij aan het verwerken van deze reststromen en spelen een belangrijke rol in de wereldwijde kringloop van mest en voedselproductie. Het voeren van reststromen aan varkens resulteert in waardevol vlees en mest, waarmee de bodem gevoed kan worden voor de teelt van gewassen.

Je vraagt of er een scheefheid in de kringloop is ontstaan door de overmatige meststoffen en afvalstoffen, zoals ammoniak en stikstof, die ontstaan als gevolg van de grote hoeveelheid dieren in de intensieve veehouderij? Dit is een probleem. Het is belangrijk om een evenwicht te vinden waarbij de voordelen van de kringloop behouden blijven, maar de negatieve effecten op het milieu en de gezondheid worden verminderd. Maar we moeten met elkaar oplossingen zoeken en niet van bovenaf gedicteerd worden!’

Dierenwelzijn

‘Volgens mij heeft elke veehouder in Nederland de intentie om goed voor zijn dieren te zorgen. Want als je niet goed bent voor je dieren, levert het geen rendement op. In de media hoor je vaak kritiek op de intensieve veehouderij. Dat varkensboeren te veel varkens in een stal zouden hebben. Maar ook een varkensboer heeft veel passie voor zijn dieren en staat ’s nachts op om naar ze te kijken. Als dan gezegd wordt dat hij niet genoeg aandacht aan ze besteedt, vind ik dat onterecht. Die man wil gewoon zijn boterham verdienen. Ja, hij doet dat met dieren, maar dat is ook omdat de markt daarnaar vraagt. De vraag naar goedkoop vlees wordt bepaald door de consument. Als die morgen een bepaald soort vlees niet meer koopt, dan verdwijnt het gewoon uit de schappen. Zo simpel is het. Maar veel mensen willen dat niet zien. Ze roepen van alles, maar uiteindelijk, als ze bij de kassa staan, kopen ze toch die kiloknaller. Dat is hoe het gaat.

Maar Nederland heeft nog steeds de laagste uitstoot per kilogram productie. Of het nu gaat om 1 kilo tarwe, suikerbieten, varkensvlees, rundvlees, kip of gewoon 1 kilo ei. Het totale volume is wel groot, maar als we kijken naar onze totale voedselvoorziening in Nederland, zijn we niet zelfvoorzienend. Nee, we hebben voedseltekort. We importeren bijvoorbeeld graan uit Oekraïne. Wat we hier doen is dat we dát stukje voedsel produceren op díe plek waar dat zo efficiënt mogelijk kan. We kunnen hier geen kiwi’s verbouwen. Ja, dat zou kunnen in een kas, maar dat moeten we niet willen. We gaan toch ook geen melkkoeien in de woestijn van Israël neerzetten terwijl  ze hier in Nederland extreem efficiënt zijn in het produceren van melk op een klein oppervlak? We moeten op mondiale schaal naar efficiëntie kijken. Dat is ook goed rentmeesterschap.’

In de politiek

‘Ik heb twintig jaar in de belangenbehartiging gezeten. Telkens het boerenstandpunt verdedigd, met soms een klein succesje, maar heel vaak word je niet gehoord. Dan lijkt het of je tegen een betonnen muur praat. Teleurgesteld was ik daar uitgestapt en trok mij terug op mijn boerderij. Dan ontstaat er een nieuwe club en besef je: hè hè, eindelijk mensen die hetzelfde denken als ik. Toen heb ik de bewuste keuze gemaakt om in de politiek te gaan. Om nog één keer iets voor de leefbaarheid van het platteland te betekenen en het genuanceerde verhaal te vertellen. Zodat stagiairs die ik op mijn bedrijf heb ook nog een toekomst hebben.’

Geloof zit in je

‘Ik ben van huis uit katholiek opgevoed. Elke zondag trouw naar de kerk met het hele gezin. Ik mocht niet naar de openbare school, hoewel die dichterbij was. Ik moest naar de katholieke basisschool. Rond mijn vijfentwintigste werd mijn kerkbezoek langzaam minder. Ik kon het niet meer met mijn boerenbedrijf combineren en ik besefte steeds meer dat geloven niet alleen geloof in de kerk is. Je hebt het gebouw niet nodig om gelovig te zijn. Het geloof zit in je. Dan kom ik toch nog even terug op de politiek. Naoberschap is één van de kernwaarden van de BBB, zorg voor de omgeving, zorg voor de gemeenschap. Dat is toch ook een bijbels begrip? En heeft te maken met rentmeesterschap? De waarden die ik in de kerk heb geleerd zijn voor mij heel belangrijk. Overigens komt het idee van naoberschap in vele geloven voor, vast ook bij de Remonstranten!’

Godfried Vonk

Zie ook

Autonomie is een problematisch begrip
15 april 2024

Autonomie is een problematisch begrip

Paul van Tongeren analyseert in zijn boek Willen Sterven, over de Autonomie en het Voltooide Leven hoe autonomie, wil, verlangen en denken interacteren bij besluitvorming rond voltooid leven. Charlotte Hille.. Lees verder

Het blijft tobben 
10 februari 2020

Het blijft tobben 

Ruard Ganzevoort weet van leed. Op zijn elfde werd hij misbruikt. Als predikant binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerken beleefde hij zijn ‘coming out’. Hij was getrouwd en is vader van zes kinderen, van wie er een is overleden door wiegendood. Hij ging scheiden en leefde verder met een man… Lees verder