Ik zat naast je in de auto en we hadden weer eens ruzie. Geen idee waarover. Ik was te jong en jij had de liefde zo nodig dat je je aan mij vastklampte. Ongeveer zoals een drenkeling zich vastklampt aan een lekgeslagen opblaasbootje. We waren een stel, maar onevenwichtig. En terwijl jij druk zette en ik me steeds onbereikbaarder hield, was er opeens die hand van boven.
Al mijn pogingen in later jaren om die hand te beschrijven mislukken nog steeds jammerlijk. Een hand van een engel – ik wist het zeker – , niet uitnodigend, niet beschermend, hooguit uitreikend. Een hand die zijn/haar aanwezigheid liet merken. Ik hoefde ook niet te kijken waar die hand aan vast zat, het was alleen die hand en de grote zekerheid dat wat me ook verweten werd, dat het niet uitmaakte, dat het me al vergeven was.
Je zou kunnen denken dat ik een stem hoorde, maar dan toch de klank van mijn eigen stem. Blijvend vooral was het gevoel dat ik helemaal oké was.
Had die hand jou kunnen dragen? Niet voor mij of in plaats van mij, maar als liefdevol gebaar? Ik voelde mij helemaal geaccepteerd. Kun je dat gevoel doorgeven? Of moet je dan toch opgevangen worden door een engel, of lukt dat pas als je je laat vangen? Ik had het je graag gegund.
Later ben ik een engel van een mens tegengekomen, wel meer dan één. Onvergelijkbaar anders, minstens zo mooi, inspirerend, maar nooit meer die hand.
Anoniem
‘Denken over, of liever: met dieren, raakt aan eeuwenoude filosofische vragen over taal en politiek. Over samen zijn met anderen dan jij. Wat betekenen begrippen als spreken of rechtvaardigheid eigenlijk in relatie tot een ander dier dan de mens? Wat voor relaties hebben we met dieren?.. Lees verder
Sinds begin dit jaar maakt cabaretière Katinka Polderman wekelijks een ‘beslisboom’ of andere infographic voor de Volkskrant. Het thema van deze AdRem behandelde ze ook. De redactie stelde haar per mail enkele vragen over schuld. Hier haar antwoorden… Lees verder