Het beginsel van vrijheid, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid
Laten wij niet heersen over het geloof van een ander. Laten we elkaar met alle vriendelijkheid in liefde verdragen. Remonstranten van vandaag verschillen hemelsbreed van hun naamgenoten van vierhonderd jaar geleden. Maar het beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid dragen we al vier eeuwen met ons mee. Dat doen we in deze passage uit de belijdenis van 1621 en in de beginselverklaring van vandaag.
Vrijheid en verdraagzaamheid, het zijn lastige begrippen. Omvatten zij meer dan leven en laten leven en een vrije omgang met oude teksten? Leidt een focus op individuele vrijheid tot onderwaardering van de naaste? Zolang wij als remonstranten het beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid in het vaandel dragen, worden wij uitgedaagd op dit soort vragen een antwoord te formuleren.
Vrijheid heeft vele betekenissen. Vrijheid kan bijvoorbeeld worden begrepen als een individuele geestestoestand, maar ook als een collectief recht op zelfbeschikking, op volkssoevereiniteit. Sinds de Verlichting associëren wij vrijheid meer met individuele autonomie, met de mogelijkheid om ons leven naar eigen inzicht vorm te geven. Vele denkers hebben zich gebogen over de vraag hoe die autonomie het beste kan worden gewaarborgd. Dit heeft geleid tot een uitgebreide catalogus aan mensenrechten. Denk aan de vrijheid van godsdienst, van meningsuiting en van het recht op een privéleven. Na de Tweede Wereldoorlog, toen de welvaartsstaat werd opgebouwd, kwamen daar sociale rechten bij. De regels van de rechtsstaat moesten ervoor zorgen dat de staat de rechten van burgers respecteerde en dat burgers ook werkelijk hun recht konden halen. Hoewel dat in de praktijk helaas nog te vaak fout gaat – zie het toeslagenschandaal – is dit bouwwerk aan rechten in elk geval ontworpen om de voorwaarden te scheppen voor werkelijke menselijke autonomie en zelfontplooiing.
Over de invulling van die autonomie zijn wij vandaag de dag vaak terughoudend. In de liberale traditie betekent vrijheid immers dat je zelf mag weten hoe je je leven inricht. Zo lang je de wet maar niet overtreedt en andermans vrijheid respecteert. Waar we de afgelopen eeuw veel hebben gedaan om de voorwaarden voor autonomie te scheppen, is de vraag hoe we die autonomie vervolgens vormgeven meer op de achtergrond gebleven. Gewoon jezelf zijn is voor sommigen al voldoende. Volgens anderen werkt zo’n beperkt vrijheids- en autonomiebegrip juist overconsumptie in de hand.
De joods-christelijke traditie verkiest een wat andere benadering. Daarin staat het relationele karakter van vrijheid meer voorop. Vrijheid staat niet op zichzelf en is niet uitsluitend op het individu gericht. Zij bestaat bij gratie van de ander en krijgt gestalte in relatie tot de ander. In de woorden van schrijfster Marilynne Robinson: Vrijheid kun je niet nemen, vrijheid schenk je elkaar.
De christelijke vrijheidsidee is sterk bepaald door de apostel Paulus. Tot de prangende kwesties van Paulus’ tijd behoorde de vraag hoe universeel de nieuwe christelijke boodschap was. Dienden christenen zich te blijven bewegen binnen het jodendom en vooral de joodse religie te vernieuwen of had het christendom universele pretenties? Het antwoord van Paulus is duidelijk: Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus.
Met een christendom als universele religie rees wel de vraag hoe moest worden omgegaan met de joodse wet. In de visie van Paulus waren de joden die Jezus als Messias aanvaardden, bevrijd uit de slavernij van de joodse wet. Niet langer werden zij behouden door naleving van de wet, maar door geloof in Christus. Ongeacht ieders afkomst of nationaliteit waren christenen in de visie van Paulus door Christus van de wet bevrijd. Deze nieuwverworven vrijheid betekende niet dat alles maar geoorloofd was. De bevrijding van de ketenen van de wet koppelde Paulus aan een aansporing om verantwoordelijkheid voor het eigen handelen te nemen: Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw aardse begeerten vrij spel te geven, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf. De bevrijding van de wet ging kortom gepaard met de verantwoordelijkheid elkaar in liefde te dienen.
Paulus legt daarmee een belangrijke verbinding tussen vrijheid en het gebod van naastenliefde. Welbeschouwd liggen aan beide inderdaad dezelfde verwante waarden ten grondslag: de inherente waardigheid van eenieder en het gelijkheidsbeginsel. De waardigheid van het individu kan niet tot wasdom komen zonder vrijheid. De (gelijk)waardigheid van eenieder betekent dat wij andermans vrijheid moeten respecteren – ook waar dat schuurt – en dat wij voor de ander een naaste moeten worden door het nemen van verantwoordelijkheid. Zo vormen vrijheid, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid uitdrukkingen van een en hetzelfde beginsel.
Hoewel het vrijheidsbegrip in de joods-christelijke traditie meer normatief gekleurd is dan in het liberalisme, betekent dit niet dat er geen overeenkomsten zijn. De individuele autonomie speelt in beide tradities een belangrijke rol. Interessant aan de individuele autonomie is dat zij een vrije wil veronderstelt. De vrijheid om het ene te doen en het andere te laten, impliceert immers de mogelijkheid om ook een andere keuze te maken. Die keuzevrijheid is een groot goed, maar kan ook een last betekenen. Zij vraagt van ons na te denken over het goede leven en te kiezen: ware vrijheid is gekozen hebben. Vrijheid betekent ook dat wij verantwoordelijkheid moeten nemen voor onze eigen keuzes. Hierin stemmen de liberale en de joods-christelijke traditie overeen.
Tegelijk heeft een normatief gekleurd vrijheidsbegrip in het jodendom en christendom gevolgen voor de notie van verantwoordelijkheid – de morele verplichting een antwoord te bieden op situaties die zich aan ons voordoen. Dat antwoord van Paulus is simpel en ingewikkeld tegelijk: dien elkaar in liefde. Daarin staat hij in een lange bijbelse traditie. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van de dochter van de farao die de pasgeboren Mozes in het rieten mandje in de Nijl aantreft. De dochter van de farao neemt haar verantwoordelijkheid door zich over het kind te ontfermen. In dezelfde lijn ligt de parabel van de Barmhartige Samaritaan. Zo zijn er meer voorbeelden waarin wordt verwacht dat wij de hoeder van onze broeder zijn.
Was de verantwoordelijkheid als complement van de individuele autonomie in Paulus’ tijd al niet eenvoudig, vandaag de dag is het nog veel ingewikkelder. Dat is het gevolg van onze toegenomen kennis. Doordat wij meer kennis hebben van de gevolgen van ons handelen, kunnen we ons niet eraan onttrekken die kennis te gebruiken bij het maken van keuzes. Meer kennis leidt tot meer verantwoordelijkheid. Denk bijvoorbeeld aan de toegenomen kennis over klimaatverandering. Onze grootouders hadden nog geen besef van klimaatverandering door CO2-uitstoot. We kunnen hen dan ook niet daarvoor verantwoordelijk houden. Voor ons geldt dat niet langer. En wellicht zullen onze kleinkinderen verantwoordelijk worden voor problemen die wij nu in onwetendheid veroorzaken. Kennis maakt verantwoordelijk, of we dat leuk vinden of niet.
Tegen de achtergrond van het klimaatprobleem is het dan ook niet verwonderlijk dat groene theologie een stormachtige opkomst heeft doorgemaakt. Een enorm aantal van 458 geloofsgemeenschappen in Nederland is toegetreden tot een netwerk van Groene Kerken (www.groenekerken.nl). Groene Kerken zetten zich in voor verduurzaming van hun gemeente en delen daarover informatie en inspiratie. Onder hen inmiddels de remonstrantse (samenwerkings)gemeenten in Amsterdam, Dokkum, Gouda, Leiden, Oosterbeek en Utrecht. Deze gemeenten hebben zich gecommitteerd om jaarlijks ten minste een groene stap te zetten op weg naar een meer duurzame gemeente. De Groene Geertekerk organiseert op 12 oktober zelfs de Groene Kerken-dag. Zou het niet mooi zijn als meer remonstrantse gemeenten zich bij dit oecumenische netwerk aansluiten? Niet alleen nemen gemeenten daarmee in vrijheid hun verantwoordelijkheid; gezamenlijke activiteiten rondom duurzaamheid kunnen ook bijdragen aan nieuwe energie in de gemeente – letterlijk en figuurlijk.
Ik vraag me af of we met de uitdagingen van onze tijd in het achterhoofd niet nog eens moeten kijken naar onze beginselverklaring. Zouden we daar niet een woordje aan kunnen toevoegen? Door te verklaren: De Remonstrantse Broederschap is een geloofsgemeenschap die, geworteld in het evangelie van Jezus Christus en getrouw aan haar beginsel van vrijheid, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid, God wil eren en dienen.
Natuurlijk, in de frase God eren en dienen ligt al een element van verantwoordelijkheid besloten. Maar het gaat daar wel om een verantwoordelijkheid jegens God. De intermenselijke verantwoordelijkheid komt er niet in tot uitdrukking. Denk aan het voorbeeld van de faraodochter. Het komt geforceerd over om de verantwoordelijkheid die zij voor de pasgeboren Mozes nam, te scharen onder God eren en dienen. Dat geldt nog sterker voor de verantwoordelijkheid voor onze eigen keuzes, voor ieder van ons individueel maar ook voor ons gezamenlijk als geloofsgemeenschap. De overlap tussen verantwoordelijkheid en God eren en dienen is niet volledig.
In de huidige beginselverklaring verwijzen we met het beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid naar twee van de drie zijden van de berg. Verdraagzaamheid ziet vooral op het respecteren van andermans vrijheid: door verdraagzaamheid voor de ander op te brengen, betuigen we respect voor die ander en voor de vrijheid van de ander om op eigen wijze invulling te geven aan geloof en levensovertuiging. Het element van verantwoordelijkheid legt de nadruk meer op onze autonomie en de manier waarop wij onze vrijheid invullen. Een expliciete verwijzing naar de verantwoordelijkheid nodigt ons uit om met elkaar te spreken over het goede leven en over de betekenis van verantwoordelijkheid voor ons als mens, als burger en als geloofsgemeenschap. Door te verwijzen naar onze verantwoordelijkheid laten wij als remonstranten zien de uitdagingen van onze tijd te willen aangaan. Dat vrijheid voor ons geen eendimensionaal, maar een relationeel begrip is. En dat wij als geloofsgemeenschap in vrijheid en verdraagzaamheid onze verantwoordelijkheid willen nemen voor de wereld van morgen.
Matthijs de Jongh
Matthijs de Jongh is lid van de Remonstrantse Gemeente Amsterdam. Hij doceert rechten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Elf remonstrantse voorgangers gingen aan de slag met ‘autobiografisch bijbellezen’. Ze kozen elk een bijbelse held die hen raakte en vroegen zich af of dat personage hen kon helpen bij het beter begrijpen van hun eigen levensverhaal. En of ze door het koppelen van hun eigen verhaal aan het bijbelse verhaal de gekozen held ook beter gingen snappen… Lees verder
Marjorie Specht beschrijft hoe de eetgewoonten van de Nederlander de afgelopen decennia zijn veranderd. Een feest van herkenning (voor boomers als wij). Onze koloniale geschiedenis speelt een belangrijke rol in.. Lees verder