Het zal vaak in ons leven voorkomen dat we getroost worden of anderen proberen te troosten. Wat houdt die troost in? Dikwijls zal die inhouden dat we te horen krijgen of dat anderen ons verzekeren dat het toch niet helemaal zo erg is als het lijkt te zijn. En dat er toch ook uitzicht kan zijn op verandering, als we mee willen werken wanneer anderen ons willen helpen.
Er is een boekje waarmee christenen nu al meer dan vierhonderd jaar hebben geleefd en waarin de ernst van de ellende bepaald niet wordt onderschat: de Heidelbergse Catechismus. Die opent met de vraag wat onze enige troost is in leven en in sterven, en geeft daarop het antwoord dat die ligt in het vertrouwen dat wij onze Zaligmaker Jezus Christus toebehoren. Hij heeft ons uit de ellende bevrijd, die inhoudt dat wij de wet van God, die wil dat we God en onze naaste liefhebben, niet kunnen naleven.
Als we dit als remonstranten horen, dan halen we onze schouders op en denken: Dit staat toch haaks op de waarneming! We zien dagelijks dat mensen, of ze zich als gelovig beschouwen of niet, in staat zijn om het goede en het kwade te doen. We passen voor een dergelijk pessimistisch mensbeeld. Nu weet men ook in de reformatorische traditie heel goed dat de mensen in staat zijn om eerlijk te delen en de onderlinge vrede te bewaren, alleen moeten ze daartoe telkens weer worden gemaand.
Daartoe hebben we als kerken in de laatste decennia van de vorige eeuw inderdaad gemaand door werken aan vrede en gerechtigheid tot hét onderwerp van onze verkondiging te maken. Er wordt van ons echter méér gevraagd dan dat we eerlijk delen en de vrede bewaren, er wordt gevraagd dat we God en onze naaste liefhebben. Liefhebben betekent meer dan iets aan de ander geven en iets voor de ander doen. Liefhebben betekent dat we onszelf aan God en de ander geven. We kunnen elkaar iets geven waarvoor we terecht dankbaar zijn, maar kunnen we de ander het gevoel geven blij te zijn dat deze er is zonder voor te rekenen wat we hebben gekregen? Kunnen we dat ook ten opzichte van mensen die ons niet liggen? Ik vrees dat we de Catechismus moeten nazeggen dat we onszelf niet kunnen geven.
Tot liefhebben kunnen we niet besluiten, maar liefde wordt in ons gewekt. We mogen geloven dat God zich in Christus helemaal aan ons wil geven en daarmee in ons het verlangen wekt ons aan hem en onze naaste te geven. God biedt ons in Christus een leven aan dat ver uitgaat boven elkaar geen kwaad te doen en eerlijk delen. In dat leven geloven we dat God ons in Christus genadig aanziet en op ons het beeld van Christus wil plakken, hoewel wij dat niet verdiend hebben. Als we dat geloven, dan vragen we ons niet langer krampachtig af wat we moeten doen om ons geloof waar te maken, maar dan zijn we, zoals de eerste grote christelijke theoloog Irenaeus van Lyon (rond 180) het uitdrukt, blij dat God in Christus onder ons heeft willen verschijnen. En ons de troost schenkt dat er een leven is waarin we nog veel meer kunnen doen dan onze plicht: onszelf aan God en de naaste geven en God en de naaste tot ons toelaten.
Eginhard Meijering
‘Dat hebben de meisjes toch maar goed gedaan,’ klonk het na een viering op Paasmorgen. We hadden dat jaar voor het eerst in de geschiedenis van de geloofsgemeenschap de vieringen rond Pasen verzorgd met een pastoresteam bestaande uit vrouwen. Later evalueerden we met z’n drieën de diensten, en ook deze opmerking van een gemeentelid kwam ter sprake… Lees verder
Met vertrouwen bergen verzetten Toen ik in juni 2018 aantrad als penningmeester (thesaurier) van de Remonstranten werd mij al snel duidelijk dat wij op te grote voet leefden. Er was.. Lees verder