Hannah Arendt over nataliteit: het menselijk vermogen iets nieuws te beginnen

Hannah Arendt over nataliteit: het menselijk vermogen iets nieuws te beginnen

Op het moment dat ik dit schrijf, zijn we in de vierde adventsweek. Het is een periode waarin we het duister, de donkere dagen vóór kerst, bijna achter ons hebben gelaten. We leven toe naar een belangrijk moment in onze geloofsbeleving: de geboorte van Jezus. Die gebeurtenis vormde, zoals de geboorte van elk nieuw kind, een nieuw begin. Van dit besef was de Duits-Amerikaanse-joodse filosoof en politiek denker Hannah Arendt (1906-1975) diep doordrongen. In een van haar hoofdwerken, De menselijke conditie uit 1958, drukt ze dat als volgt uit: Het wonder dat de wereld, het domein van de menselijke aangelegenheden, redt van wat anders zijn normale, ‘natuurlijke’ ondergang zou zijn, is in laatste instantie het feit van de nataliteit … het geboren worden van nieuwe mensen en het maken van een nieuw begin, de handeling waartoe zij uit kracht van geboorte in staat zijn. En ze rondt deze ode aan het menselijk handelen af met de constatering dat het geloof in en de hoop voor de wereld hun heerlijkste en bondigste uitdrukking hebben gekregen in de aankondiging van de blijde boodschap: Een kind is ons geboren. Voor Arendt is nataliteit, het geboren worden als mens en daardoor in staat iets nieuws te beginnen, een afwending van de cultus van de mortaliteit die in veel filosofie te vinden is. Niet onze dood maakt ons tot mensen, maar juist onze geboorte en het daarmee verbonden vermogen om als het ware tegen de natuur in steeds weer de aarde te vernieuwen.

Amor Mundi

Arendt was bij deze gedachten zeer geïnspireerd door kerkvader Augustinus van Hippo (354-430). Midden jaren ‘20 hield ze zich als jonge studente en later promovenda in de filosofie diepgaand met diens werk bezig. Haar proefschrift, waarop ze in 1928 promoveerde bij Karl Jaspers, heeft als onderwerp het liefdesbegrip bij Augustinus. Uit diens werk, waaronder Belijdenissen en De stad van God, filtert ze verschillende opvattingen over de liefde. In haar bespreking besteedt ze veel aandacht aan wat uiteindelijk een van de grote lijnen in haar werk zal worden: de liefde in en voor de gemeenschap. En specifieker nog: voor de wereld. In later werk zal ze spreken over amor mundi, de liefde voor de wereld. Een wereld, zo voegt ze toe, die in veel opzichten niet de wereld is die we zouden wensen. Om die liefde te uiten, dienen we zorgvuldig met de aarde, met de gebouwde omgeving en met elkaar om te gaan. De wereld toont zich immers op verschillende manieren: in 1958 schrijft ze al over de gestalte van onze planeet die, als we niet uitkijken, wordt leeggeroofd omwille van een almaar doordenderend productie-consumptieproces. De aarde toont zich ook in de manier waarop we stabiliteit geven aan ons bestaan, door middel van voorwerpen, gebouwen, infrastructuur en dergelijke. We bouwen ons daarmee een wereld. En de derde laag betreft de wereld als een tussen ons: door taal te gebruiken en (daarmee) betekenissen te hechten aan dingen en gebeurtenissen, scheppen we een gemeenschappelijke wereld. Op deze derde laag – door met elkaar te spreken een ideële wereld tot stand te brengen – heeft Arendts begrip ‘nataliteit’ uit het citaat betrekking. Ze ontleent dit aan het betoog van Augustinus in De stad van God over het verschil tussen het begin van de wereld en de tijd (het principium) en het begin van de mens, aangeduid met initium. Mèt het begin van de mens begon iets wat op geen enkele manier ooit bestond; omwille van de mogelijkheid van het nieuwe werd de mens geschapen.

Kiem van nieuw begin

Het begrip van nataliteit zoals Arendt dat later noemde en dat zij dus als jonge vrouw bij Augustinus ontdekte, houdt haar gedurende haar hele leven bezig. Dit begrip duikt op vele plaatsen op in haar werk, tot in haar laatste publicaties, begin jaren ‘70. Het is een van de lange lijnen in haar oeuvre. Helemaal aan het einde van haar vuistdikke studie uit 1951 over het totalitarisme schetst ze een indringend en onthutsend beeld van de werkwijze van totalitaire regimes – van het aanwijzen van willekeurige zondebokken, via terreur en deportatie tot en met de uitroeiing van hele volken. In de slotzinnen van dat boek schrijft ze dan dat elk einde de kiem van een nieuw begin in zich draagt. En ze voegt daaraan toe: het maken van een begin … is de ultieme mogelijkheid van de mens; … dit begin wordt gegarandeerd door elke nieuwe geboorte; zij is inderdaad ieder mens. De hoop, tegen de verdrukking in, dat elke nieuwe geboorte zal bijdragen aan een nieuwe, betere wereld, is iets wat ons in deze donkere tijden op de been kan houden.

Joop Berding
Joop Berding is pedagoog en auteur over het werk van Hannah Arendt. Hij is een regelmatige bezoeker van de Remonstrantse Gemeente Den Haag. Informatie op www.joopberding.com

Zie ook

Dag van de dominee: ‘Stappen in plaats van de velo te nemen’
12 augustus 2021

Dag van de dominee: ‘Stappen in plaats van de velo te nemen’

Wat doet een dominee de hele dag? We lopen in woord en beeld een dagje mee met Bert Dicou, predikant van de protestantse kerk De Wijngaard in Antwerpen… Lees verder

De veertigdagentijd als periode van omvorming
5 maart 2024

De veertigdagentijd als periode van omvorming

Peter Korver beleeft de veertigdagentijd heel bewust als periode van omvorming. Hij geeft suggesties hoe wij dat ook kunnen doen… Lees verder