Marius van Leeuwen werd na de oorlog, in 1947 in Delft geboren, waar zijn vader, Floris van Leeuwen, remonstrants predikant was. Een goed vrijzinnig gezin, dat de ruimte van de wereld en het geloof had leren kennen, omdat Floris vanaf 1937 werkzaam was geweest voor de Groep Vrijzinnig Godsdienstigen in Nederlandsch-Indië. Tijdens de Japanse bezetting werden Floris en zijn vrouw met drie kinderen gescheiden van elkaar geïnterneerd. In het kamp overleed één van de kinderen. In 2016 heeft Marius samen met zijn twee zussen en zijn broer het dagboekje uitgegeven, dat zijn moeder in die donkere tijd bijhield.
Na zijn studie in Leiden, waar hij in 1972 zijn doctoraal haalde en in 1973 zijn proponentsexamen aflegde, trok Marius niet gelijk de gemeente in, maar werd hij staflid van het vormingscentrum van de Woodbrookers in Barchem, een vereniging die ernaar streeft om mensen met verschillende levensbeschouwingen bijeen te brengen en via ontmoeting en gesprek tot persoonlijke verdieping te komen. Voor Marius is de wereld van geloof altijd veel breder geweest dan alleen de Remonstrantse Broederschap, zoals later ook in zijn grote oecumenische betrokkenheid naar voren komt.
Tijdens zijn werk in Barchem startte hij een promotietraject bij prof. H.J. Heering en verdedigde hij in 1981 zijn proefschrift Surplus of meaning: ontology and eschatology in the philosophy of Paul Ricoeur.
Boven de rouwkaart stond een citaat, waarin Marius Ricoeur samenvat: een mens wordt pas een mens door verhalen te vertellen. Over dat vertellen, over de teksten die daarmee verbonden zijn, gaat de filosofie van Ricoeur. Hij is grondlegger van de nieuwere hermeneutiek, de wijsgerige discipline, die zich op de vooronderstellingen en methoden van interpretatie bezint. Daarbij wordt niet meer het accent gelegd op onderzoek naar de tekst die bestudeerd wordt: wat bedoelde de schrijver, wat staat er werkelijk? Maar voor Ricoeur gaat het om het effect dat de tekst op de lezer/ hoorder heeft. Voor Ricoeur ligt de zin van een tekst niet achter de tekst, maar voor de tekst uit: wat gebeurt er door de tekst?
Ricoeur heeft Marius zijn hele werkzame en denkende leven begeleid en in veel van zijn publicaties komt dat ook terug, zoals het bekende Van horen zeggen dat in 1997 verscheen, over de geschiedenis en de uitleg van de bijbel. Een glashelder en zeer toegankelijk boek voor een breed publiek.
Maar ook in zijn boek Van feest naar feest (2004) over de achtergronden van de christelijke feestdagen: het doorwerken van de bijbel in de kerkelijke praktijk.
Het boek waar hij zelf het meest aan hechtte, was Teksten van mijn leven. Grote teksten uit de christelijke traditie dat hij in 2007 samen met Maaike de Haardt maakte. Daarin kijken acht mannen en vrouwen terug op een leven lang omgaan met de christelijke geloofstraditie aan de hand van de spirituele teksten die daarin voor hen leidend waren.
Marius probeerde een trait d’union te zijn tussen wetenschap en kerk. Hij werd predikant in Lochem-Zutphen van 1978 tot 1981 en kort na zijn aantreden als predikant van de Geertekerk in Utrecht werd hij bijzonder hoogleraar vanwege het Haagsch Genootschap ter verdediging van de christelijke godsdienst.
In 1993 volgde hij Elze Jan Kuiper op als hoogleraar aan het Remonstrants Seminarium, waar hij zijn studenten voorbereidde op het werk in de geloofsgemeenschap, met aandacht voor pastoraat en liturgie. Velen van hen roemen zijn persoonlijke betrokkenheid, zijn openheid en zijn bereidheid om mensen kansen te geven om hun weg in de kerk te vinden. Daarbij legde hij de lat overigens behoorlijk hoog en kon hij ook wel eens scherp zijn als mensen niet aan zijn verwachtingen voldeden.
De taken van kerkelijk hoogleraar waren divers en veeleisend: niet alleen moest hij nieuwe predikanten opleiden en zijn wetenschappelijke bijdrage leveren, maar was hij ook een centrale figuur binnen de Remonstrantse Broederschap en als adviseur van de CoZa nauw bij het reilen en zeilen betrokken.
Met zijn emeritaat in 2012 was het theologische landschap ingrijpend veranderd: de Leidse theologische faculteit werd opgeheven en het Seminarium ging na 140 jaar in Leiden weer terug naar Amsterdam. Zijn plek werd opgevuld door twee anderen, omdat een generalist als Marius niet meer te vinden is, maar ook door de gewijzigde universitaire eisen. Marius realiseerde zich terdege dat deze ontwikkelingen niet tegengehouden konden worden.
Hij bleef met grote betrokkenheid de ontwikkelingen volgen en heeft onlangs nog een uitgebreid en bewogen gesprek gehad met Johan Roeland, die sinds enkele maanden als hoofddocent aan het seminarie verbonden is. Met hem besprak hij de overdracht van een groot deel van zijn bibliotheek aan het landelijk bureau om hem zo toegankelijk te maken voor studenten en onderzoekers.
Marius was zijn hele werkzame leven betrokken bij de oecumene, vanuit het besef dat de kerk veel groter, veel veelkleuriger is dan de kleine broederschap en het besef dat de bijbelse woorden op heel veel verschillende manieren doorwerken. In de oecumene merkte hij dat de Remonstranten weliswaar klein zijn, maar interessanter dan zij zelf soms denken. Hij nam deel aan de Assemblies van de Wereldraad van Kerken in Harare (1998) en Porto Allegre (2006) en van 2007 tot 2015 was hij vicevoorzitter van de Raad van Kerken in Nederland. Vanuit deze ervaringen had hij veel meer oog voor de waarde van liturgie. Voor al zijn werkzaamheden, op zoveel terreinen, werd hij bij zijn afscheid Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Helaas heeft Marius door de ziekte van Parkinson de vele plannen die hij had voor na zijn emeritaat (onder andere een boek over Jezus) niet kunnen verwezenlijken. Hij raakte in toenemende mate beperkt, maar hij droeg dit alles met grote gelijkmoedigheid, samen met en mogelijk gemaakt door Marian, zijn vrouw en hun kinderen, Wouter en Machteld. Hij bleef betrokken, met scherp en geestig oog, voor wat er gaande was: in de wereld, in de gemeente, bij de Remonstranten. Op 14 februari 2024 kwam er door een val een onverhoeds einde aan zijn leven, op de dag af vijftig jaar nadat zijn vader overleed.
Bij het afscheid in een volle Geertekerk kwam de veelzijdigheid van zijn persoon aan bod: zijn enorme gevoel voor humor, zijn grote taalvaardigheid, zijn vriendelijkheid en zijn bescheidenheid, zijn diplomatie en niet te vergeten zijn muzikaliteit.
Wij zullen ons Marius nog lang met respect en warmte herinneren.
Marthe de Vries
Voorzitter van het convent van remonstrantse predikanten
De redactie vroeg aan de lezers van AdRem om hun ontmoeting(en) met God te beschrijven. In onderstaande bijdragen geven zij deze momenten, hun ‘numineuze ervaringen’, weer. Stilte Op 11 mei.. Lees verder
Kerkorganist, dat was mijn voorland. Want mijn vader en mijn opa waren dat ook. Maar met één ding was in die voorbestemming geen rekening gehouden. Het ontbrak mij ten enenmale aan muzikaal talent… Lees verder