In 2021 was Ingrid de Bonth al eens het Gezicht op de achterkant van AdRem. Nu siert haar gezicht de voorkant. De afgelopen vier jaar heeft Ingrid bepaald niet stilgezeten. Ze is inmiddels werkzaam als voorzitter van de Raad van Bestuur van een grote onderwijsorganisatie. Daarnaast heeft haar ontwikkeling als dichter een stevige vlucht genomen. Speciaal voor AdRem zal Ingrid het komende jaar een aantal gedichten schrijven, in de rol van Dichter van Dienst. Rachel Adriaanse ging met haar in gesprek over poëzie, geloof en douchen om kwart over vijf ’s morgens.
Sinds Ingrid de Bonth in januari met haar nieuwe baan als voorzitter van vereniging Ons Middelbaar Onderwijs begon, maakt ze lange dagen. Doordeweeks staat ze om vijf uur op en gaat al vroeg op pad. ‘De afgelopen twee maanden heb ik vrijwel alle scholen al bezocht. Dat was een stevig traject, heel indrukwekkend. Ik zie de school bovenal als een veilige gemeenschap waarin alles erop gericht moet zijn om kinderen hun pad van menswording te laten doorlopen. Het gaat om de hele mens, om een bredere ontwikkeling. Onderwijs ook als tegenwicht tegen het doorgeschoten maakbaarheidsdenken dat we de afgelopen decennia hebben zien ontstaan in onze samenleving. Daarnaast zie ik onderwijs ook als een belangrijke manier om een tegengeluid te bieden aan allerlei ontwikkelingen in die samenleving. Ja, ik ben behoorlijk idealistisch en ik voel een enorme bezieling om me hiervoor in te zetten. Waar die bezieling vandaan komt? Dit is misschien wel een beetje calvinistisch voor een remonstrant, maar ik geloof heel erg dat ik bepaalde talenten heb gekregen en dat ik de dure plicht heb om daarmee te woekeren, ten dienste van de wereld. Dat is ook de reden dat ik uit het bedrijfsleven ben weggegaan en heel bewust voor het onderwijs heb gekozen. Het onderwijs is bij uitstek de plek waar je echt verschil kunt maken, waar je leerlingen in staat kunt stellen om met elkaar de wereld van morgen te zijn. Ik ontmoet veel leerlingen en ik sta vaak met verbazing naar hun verhalen te luisteren. Ik ervaar een soort wijsheid bij deze kinderen die ik volgens mij als veertienjarige zelf nog helemaal niet had. Die jongeren kunnen straks de patronen gaan doorbreken waar wij nu in vastgelopen zijn. Dat stemt mij heel hoopvol’.
Naast de passie voor haar werk heeft Ingrid ook al heel lang een grote passie voor poëzie. ‘Zonder poëzie kan ik niet leven. Poëzie is een manier om mijn diepste gedachten en gevoelens uit te drukken waar gewone woorden volstrekt tekortschieten. Als ik iets heel wezenlijks wil uitrukken, dan kies ik voor poëzie. In het begin van mijn poëzie-loopbaan ging het vooral om de poëzie van anderen. Vondel is fantastisch, daar ben ik ooit op afgestudeerd. Ik ben een groot fan van Toon Tellegen, Rutger Kopland en Vasalis. Wat deze dichters met elkaar gemeen hebben, is dat ze met heel kleine woorden en alledaagse taal heel grote concepten invoelbaar en behapbaar kunnen maken. Daar geniet ik heel erg van, dat vind ik prachtig.
Maar nog verder terug in de tijd, op de lagere school, schreef ik zelf gedichten. Geen vrolijke gedichten waren dat. Het was een lastige tijd voor me en mijn gedichten waren toen een uitlaatklep voor allerlei emoties. Op de middelbare school heb ik enorm gestoeid met poëzie en heb ik ervaren hoeveel lagen er in een gedicht kunnen zitten. Een enorme kick vond ik dat. Daarna ben ik Nederlands gaan studeren en ik ben afgestudeerd als historisch letterkundige. Tijdens die studie kregen we het in mijn ogen roemruchte vak analyse en interpretatie, over het duiden van teksten. Er bleken ook interpretaties te zijn die fout gerekend werden. Daar geloof ik dus niet in. Ik geloof er juist in, dat als een tekst eenmaal het licht heeft gezien, die tekst de vleugels mag uitslaan en mag vliegen. Zo’n tekst landt bij iedere lezer op een verschillende manier. Elke tekst heeft z’n eigen vrijheid. De poëzie is dus al vanaf mijn jonge jeugd met mij meegereisd. Maar door mijn theoretische opleiding had ik eigenlijk een angst ontwikkeld voor mijn eigen poëzie. Ik heb jarenlang geen letter op papier gezet. Ik was bang dat het een soort van kunstje was, niet goed genoeg. Inmiddels weet ik, dat poëzie uit een heel andere bron opwelt dan uit de theorie van mijn studie. Op enig moment ben ik toch weer gaan dichten en ik vond dat in het begin doodeng. Ik deelde het met niemand, schreef alleen voor mezelf. Heel langzaam ben ik twee heel goede vrienden in vertrouwen gaan nemen en heb ik voorzichtig aan wat teksten met hen durven delen. Mijn vrienden waren heel positief en stimuleerden me om ermee door te gaan. Ik ben toen steeds meer gaan schrijven, tot er een soort exponentiële groei ontstond en ik mijn werk met een breder publiek ging delen. En toen kwam er een heel interessant moment. Want een vriend van me, Hugo De Cnodder, die amateurfotograaf is, vroeg me naar wat gedichten van verschillende dichters voor bij zijn foto’s. Ik antwoordde hem dat je niet zomaar gedichten van anderen kunt gebruiken vanwege de eigendomsrechten. Maar mijn eigen gedichten kon hij prima inzetten natuurlijk! En zo hebben we de krachten gebundeld. Midden in de coronatijd hebben we toen een bundel in eigen beheer uitgegeven, Zielenheimwee, en die gedeeld met zo’n vijftienhonderd mensen. Poëzie is maar een kleine niche, dus dit was best een behoorlijke oplage. Inmiddels heb ik met Hugo al vier bundeltjes gemaakt. In de kerk was ik intussen begonnen met het geven van een poëziecursus. In het begin reikte ik nog een soort theoretisch kader aan, maar inmiddels heeft de cursus zich ontwikkeld tot een intieme uitwisseling van eigen interpretaties en worden ook gedichten gedeeld die de deelnemers zelf hebben geschreven. Beeldschone bijeenkomsten zijn het, echt ontroerend ook. En inmiddels breng ik daar ook mijn eigen gedichten in. Daarnaast houd ik in de kerk ook ieder jaar een poëzie-overdenking, waarin ik eindelijk ook eigen gedichten durf te gebruiken. Daarnaast ben ik met Andre Meiresonne bezig om van zijn foto’s en mijn gedichten een gezamenlijke publicatie te maken. Zo bijzonder ook weer, deze samenwerking. Eén plus één is meer dan drie! Er zijn plannen om tijdens het Inspiratiefestival op Terschelling (oktober 2025) een workshop over poëzie en foto’s te gaan verzorgen. Hopelijk kan onze bundel binnen die context het licht gaan zien.’
Ik vraag Ingrid hoe poëzie samenhangt met haar geloof. ‘Als er iets is in mij dat soms echt schreeuwt om uitgedrukt te worden, dan is het geloof. Poëzie is een manier om mijn worstelingen met geloof, maar ook de door mij ervaren vonken van heelheid, tot uitdrukking te brengen. Geloof is een irrationeel weten. Het wil uitgedrukt worden. Het zoekende van poëzie helpt te voorkomen dat je jezelf vastzet, dat je zegt zo is het. De afgelopen jaren zijn bepaald niet onbezorgd geweest, er was ook veel verdriet. Poëzie is net als vroeger een belangrijke uitlaatklep voor me. Ik kan soms de neiging hebben om in de modus van een soort projectmanager te schieten, zo van dit gaat niet gebeuren, dit ga ik oplossen. Die controle is natuurlijk schijn, mijn gevoel haalt me dan in, het baant zich als een vulkaan een weg door mijn hart en mijn ziel en dan komt het eruit in de vorm van poëzie. Soms heel onverwacht, soms pas veel later. Ik ervaar op zulke momenten dat er een mysterieuze bron is waaruit die gedichten opwellen. Ik noem die bron voorzichtig God’.
‘Ik vind het echt een cadeau dat ik de komende periode voor AdRem gedichten mag schrijven. Daar ben ik ontzettend blij mee. Ik heb mezelf intussen de discipline opgelegd om wekelijks tenminste één nieuw gedicht te schijven. Haha, behoorlijk calvinistisch inderdaad. Als ik een persoonlijke tekst wil schrijven, steek ik altijd eerst een kaars aan, zodat mijn woorden in het licht kunnen staan. Dat is een belangrijk ritueel. Noem het een Kairos-moment. En niets is verder zo inspirerend als douchen, om kwart over vijf. Dat is ook zo’n moment waarop het ontstaat. Of tijdens het wandelen. Het grappige is, dat bij die douche-poëzie vaak een hele tekst ontstaat. Bij het wandelen ontstaan er eerder bouwstenen, flarden. Die kan ik dan later nog eens gebruiken, die liggen eerst een tijdje in de week. Films en liedteksten kunnen mij ook heel erg inspireren. Ik ben een grote fan van de filmmaker Wim Wenders en van de muziek van Leonard Cohen en Nick Cave. Ik geloof erg in het samenbrengen van creatieve elementen, ik noem dat creatieve synthese. Inderdaad, één plus één is meer dan drie!’
Rachel Adriaanse
Sommige onderwerpen trekken misschien niet direct. Voor het thema van dit nummer geldt dat zeker ook. Schuld en schaamte, we lopen er liever omheen… Lees verder