Bert Dicou geeft de resultaten weer van een onderzoek dat hij zelf en zijn collega’s deden naar de praktijk van stadspredikanten, theologische professionals die als taakinvulling hebben om van dienst te zijn in de stad.
Internationaal en ook in Nederland komen steeds meer kerken tot het inzicht dat de verhouding intern – extern heroverweging behoeft. Als kerk kun je heel druk zijn met jezelf, je eigen functioneren, je eigen voortbestaan. De interne focus. Voor een kerk, welke dan ook, ligt de reden van haar bestaan echter minstens even sterk in de externe opdracht. De kerk is een instrument om het goede nieuws te verspreiden en het goede leven te stimuleren en te ondersteunen. De kerk is er voor de samenleving. In een tijd van krimp krijgt dat laatste soms minder aandacht. Maar na verloop van tijd wordt dat gecorrigeerd: kerken herinneren zich hun roeping en maken juist extra werk van die externe, dienstbare rol.
Die beweging neemt in verschillende landen verschillende vormen aan. Ons onderzoek richtte zich op de praktijk van stadspredikanten, city pastors, buurtdominees (en er zijn meer termen) in Nederland. Dat zijn theologische professionals, die als taakinvulling hebben om van dienst te zijn in de stad. Dat kan zijn in de stad als geheel, of in een bepaalde buurt. Het kan zijn voor een bepaalde doelgroep, of voor in principe iedereen die jou nodig heeft.
Het gaat dus om een vorm van kerkelijk werk die niet gericht is op een bestaande geloofsgemeenschap, maar op de stedelijke samenleving als zodanig. De theologen/religieuze professionals die aldus werken, zijn actief present in de urbane context, verbinden, werken met lichte en fluïde gemeenschappen, zijn op afroep beschikbaar voor waar zij voor nodig zijn. Zij kunnen meer institutioneel werken in verbinding met maatschappelijke instanties, overheid, vormings- en debatcentra, en dergelijke, maar begeven zich ook vaak op het grondvlak door directe presentie in een bepaalde stadsbuurt.
De invulling kan even divers zijn als die van een gewoon predikantschap. Pastorale beschikbaarheid maakt er deel van uit, maar ook het verzorgen van liturgie en rituelen, het leiden van gemeenschappen, het representeren van de kerk bij officiële gelegenheden. Maar dan voor een publiek dat veel minder vanzelfsprekende voeling heeft met (en soms een uitgesproken weerstand tegen) de christelijke geloofstraditie en de manier waarop die in de kerken gestalte krijgt. Steeds gaat het om predikanten of andere religieuze professionals zonder eigen gemeente, die de culturele, sociale en spirituele presentie van de kerk in de stad belichamen en organiseren.
Voor het onderzoek zijn alle ruim twintig Nederlandse stadspredikanten en buurtdominees benaderd. Met elf van hen is het onderzoek uitgevoerd. Aan de hand van interviews, participerende observaties en het bestuderen van documenten uit werkomgeving is hun praktijk in kaart gebracht, met speciale aandacht voor de ecclesiologie (de theologische visie op de kerk) die eruit spreekt. Het is in het onderzoek beschreven als lived ecclesiology en theoretisch gekaderd in het model van de postseculiere stedelijke samenleving. Lange tijd is gedacht dat de secularisatie alleen nog maar harder zou doorzetten en de samenleving zich steeds meer zou losmaken van alles wat met religie te maken heeft. Dat idee is inmiddels ruimschoots achterhaald. Met name in de steden is het beeld veelkleurig en divers, maar al zeker niet seculier. De samenleving ontwikkelt andere vormen dan de bekende, dus je moet er anders voor kijken om het te ontdekken, maar dat doet niets af aan de vaststelling dat de steden eerder postseculier dan postchristelijk of postreligieus te noemen zijn.
Voor de geïnterviewde stadspredikanten geldt in ieder geval dat zij zich geen zorgen hoeven te maken over de invulling van hun weektaak. Er zijn manieren te over om de stedelijke samenleving van dienst te zijn. Dat kan bijvoorbeeld door een pastoraal spreekuur, compleet met wachtkamer. Of door het organiseren van een debat over het slavernijverleden en hedendaags racisme, samen met belangenorganisaties, het gemeentebestuur en academische onderzoekers.
In welke zin is dit alles relevant voor de Remonstranten? Onze visie: het is bekend dat voor een heel aantal gemeenten het gemeenteleven als zodanig door aanhoudende krimp onder druk komt te staan – juist daarom ligt het voor de hand. Hier liggen mooie kansen. Met een lange traditie van bij uitstek toegewend zijn naar de samenleving, mogen de Remonstranten dit als een gelegenheid bij uitstek opvatten om opnieuw een zinvolle rol te vervullen. Het niet aflatende aantal geïnteresseerden aan ons Arminius Instituut laat al zien dat er volop geloof is in een mooie toekomst voor ons kerkgenootschap.
Bert Dicou
Universitair Docent aan het Arminius Instituut
Het onderzoek is voorbereid en uitgevoerd door de complete staf van het Arminius Instituut (Bert Dicou, Johan Roeland, Elza Kuyk, Goos Minderman, Aafje van den Boogert en Rosaliene Israël). Het team presenteerde de bevindingen tijdens de conferentiedag ‘Een bloeiende stad’ op woensdag 29 januari (zie elders in dit blad). De resultaten worden verwerkt in een artikel voor een internationaal, ecclesiologisch vaktijdschrift.
Op 1 september verscheen het boek ‘Geef mij die dwaze meisjes maar. In gesprek met Jezus’ gelijkenissen’ over de parabels in de bijbel. Het thema van het boek vormt een van de twee jaarthema’s van de Remonstranten in 2021-2022. Predikant Koen Holtzapffel nam het initiatief tot het project en voerde de redactie… Lees verder
Vorig jaar augustus hebben we met een groep Nederlandse en Surinaamse jongeren een uitwisselingsproject gedaan in Suriname. We hebben toen een geweldige tijd gehad, waarbij we veel over elkaar, de.. Lees verder