Liefde die pijn doet

Foto: Jon Jordan

Inleiding

De laatste Nacht van de Theologie stond in het teken van erotiek en seksualiteit. Het thema ‘de naakte waarheid’ nodigde uit om na te denken over de verhouding tussen geloof en erotiek, over de ruimte voor intimiteit en seksualiteit in de theologie. Cultuurtheoloog Frank Bosman schreef het bijbehorend essay God houdt van seks, een boeiende ontdekkingstocht door het landschap van geloof en erotiek. Het maakt onderdeel uit van een trend die al langer in de theologie zichtbaar is: een herwaarderen van lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit. Het waardevolle en mooie van deze ontwikkeling is dat er opnieuw ruimte komt voor de schoonheid van seksualiteit als onderdeel van de geschapen werkelijkheid. Daarnaast is er vernieuwde aandacht voor de nauwe verwevenheid van seksualiteit en spiritualiteit die met name zichtbaar wordt in de bevindelijke traditie.

Er is echter ook een andere kant als het gaat om lichamelijkheid en intimiteit. Veel mensen lijden in stilte aan de gevolgen van seksueel misbruik. Uit onderzoeken weten we inmiddels dat rond de dertig procent van de meisjes en rond de tien procent van de jongens voor hun achttiende levensjaar te maken hebben gehad met een vorm van seksueel misbruik. Meerdere onderzoeken beschrijven dat de gevolgen van dit misbruik ook op de langere termijn voor slachtoffers schadelijk en belemmerend kunnen zijn. Vaak worden de gevolgen zichtbaar in een gebrek aan eigenwaarde, moeite om anderen te kunnen vertrouwen, onvermogen om grenzen aan te geven en problemen met lichamelijkheid en seksualiteit.

Aandacht voor seksualiteit binnen de kerken lijkt echter ook een andere kant te hebben. Voor achtoffers van seksueel misbruik kan deze aandacht vervreemdend uitwerken. Vaak worstelen slachtoffers al met hun plaats in de geloofsgemeenschap, met hun godsbeeld en met schuld- en schaamtegevoelens. Het spreken over seksualiteit – zonder aandacht voor schadelijke vormen van seksualiteit en voor machtsmisbruik – roept al gauw angst op en vergroot de eenzaamheid van slachtoffers.

Het is een lastige constatering dat deze beide kanten naast elkaar bestaan en elkaar lijken uit te sluiten. Moeten we altijd maar spreken over seksueel misbruik? Kunnen we niet een keer alleen stil staan bij het genieten en bij de schoonheid? En andersom: waarom mag het verhaal van het slachtoffer er niet zijn? Waarom doet de kerk alsof seksualiteit alleen iets positiefs is?

Een klimaat van zwijgen over misbruik

Nu is de groep die moeite heeft met intimiteit en seksualiteit groter dan vaak wordt aangenomen. In de pastorale praktijk kom ik geregeld mensen tegen die in hun relatie grote moeite hebben met intimiteit. Het lukt ze echter niet om hier woorden aan te geven. Dat deze groep nauwelijks in beeld is, heeft alles te maken met het zwijgen dat vaak gepaard gaat met seksueel misbruik. De dader zal zwijgen omdat hij/zij veel te verliezen heeft als het misbruik uitkomt. Het slachtoffer zal zwijgen omdat zij/hij moeite heeft om bekenden te

beschuldigen en daardoor al snel de schuld bij zichzelf zoekt. Het slachtoffer zal zwijgen omdat zij/hij zich schaamt voor wat gebeurd is en omdat zij/hij zich daar schuldig over voelt. Ook de samenleving zwijgt. Door het zwijgen hoeven omstanders niet na te denken over hun eigen rol, over het klimaat en de cultuur waarbinnen het misbruik plaats kan vinden. Het zwijgen helpt om zich niet te hoeven realiseren hoe onveilig onze samenleving eigenlijk is. Daders zijn meestal niet de enge mannen achter het bosje, maar familieleden, bekenden, mensen met aanzien.

Ruimte voor schaduwkanten noodzakelijk: een ervaringsverhaal

Willen we echt kunnen genieten van intimiteit en seksualiteit, dan zullen we ook rekenschap moeten afleggen van die andere kant. Willen we oprecht kunnen spreken over de schoonheid van erotiek, zullen we ook het taboe op misbruik moeten doorbreken. Het is om die reden dat mijn vrouw Esther en ik ons verhaal hebben verteld. Esther heeft in haar jeugd te maken gehad met ernstig seksueel misbruik. De gevolgen van dit misbruik hebben diep ingegrepen in onze relatie. De uitgebreide versie is te lezen in Psyche en Geloof (jaargang 26, nummer 1, pp. 11 – 22). Hier wil ik stilstaan bij de belangrijkste momenten uit ons levensverhaal.

 

In onze relatie hebben we  intens geworsteld met seksualiteit. Enerzijds verlangden we naar troostende en bevestigende intimiteit, anderzijds werden we verscheurd door de pijn die door het misbruik voortdurend aanwezig was. Omdat intimiteit en seksualiteit ons zo dicht op de huid komt en het raakt aan de diepte van de ziel, maakt het ons ook kwetsbaar. Het verlangen naar nabijheid leidde vroeg of laat steevast tot een situatie waarin een van ons gekwetst raakte. Het afzien van intimiteit als een geforceerde veilige afstand werkte uiteindelijk ook voor ons beide schadelijk uit.

Wij zijn dit dilemma te boven gekomen door in onze relatie ruimte te maken voor de bittere doorwerking van het seksueel misbruik dat Esther in haar jeugd heeft meegemaakt. Het was een lang proces om dit onder ogen te zien, maar het heeft voor ons toekomst geopend. Intimiteit en seksualiteit waren voor Esther een verwarrende en ingewikkelde kluwen geworden. Omdat intimiteit raakt aan de kern van het bestaan, had de verwarring invloed op grote delen van haar dagelijks leven. Een aanraking of een geur kon zomaar de traumatische herinneringen oproepen, met angst en defensieve gevoelens tot gevolg. Hierdoor was het vrijwel onmogelijk om een gezonde romantische relatie aan te gaan. Zodra de relatie met iemand te close en intiem werd, haakte Esther af of had ze moeite om haar eigen grenzen te respecteren. Dit mechanisme speelde ook een rol in onze relatie. Esther was aan de ene kant angstig en afwerend, maar aan de andere kant reageerde haar lichaam op een dwangmatig seksualiserende manier op lichamelijkheid en intimiteit.

Hoewel ik aan het begin van onze relatie op de hoogte was van haar verleden van seksueel misbruik, had ik geen enkel vermoeden hoe diep de impact was in haar leven en onze relatie. Overigens nam ik zelf ook de nodige bagage mee in onze relatie. Ik worstelde met verschillende tekorten uit mijn jeugd. Ik had onder andere  moeite met lichamelijkheid en intimiteit. Mijn gezin was niet lichamelijk ingesteld. Knuffelen of een arm om je heen was meer uitzondering dan regel en zo durfde ik ook nauwelijks mijn eigen lichaam te ervaren of te voelen. Seksualiteit was onbespreekbaar, werd gezien als zondig, en dat werkte onwetendheid en krampachtigheid in de hand. Dit versterkte de kwetsbaarheid van onze relatie.

Zowel Esther’s verdrongen herinneringen, als mijn beperkende visie op seksualiteit brachten onze relatie al snel in de nodige problemen. Zo werd Esther al snel te afhankelijkheid van mij. Gaandeweg kreeg zij steeds meer moeite om de muren rondom de verhalen van geweld overeind houden. Esther werd angstiger en durfde nauwelijks nog alleen te zijn. Haar afhankelijkheid paste bij mijn chronische onzekerheid en mijn behoefte om nodig te zijn. Vol overgave begon ik voor haar te zorgen. Door haar te ‘redden’ kon ik mijn eigen onrust onderdrukken. De keerzijde was dat ik steeds meer eigen ruimte ging opgeven; voor ontspanning was steeds minder tijd. Maar ongewild hield ik Esther ook gevangen in haar afhankelijkheid omdat die mij een goed gevoel gaf.

Crises ontstonden toen Esther in therapie iets van zelfstandigheid terugkreeg en dat ook in de relatie verlangde. Ik moest meebewegen, maar raakte daardoor zelf in een persoonlijke crisis, en viel uit mijn ‘redder’-rol. We stonden voor de opgave om een meer gelijkwaardige relatie aan te gaan. Na het trouwen en tijdens de zwangerschap van onze zoon kreeg Esther een angst en afkeer van seks. Hoe angstig Esther was, werd duidelijk door de traumatiserende bevalling waarin zij voortdurend de verkrachtingen herbeleefde.  Deze re-ensceneringen van de trauma’s beïnvloedden ook onze relatie. In plaats van haar partner zag zij in mij één van de daders. Esther voelde schaamte, omdat het leek alsof zij niet van mij hield en afkeer leek te hebben van mijn mannelijkheid. Soms leek het verbreken van de relatie beter om de pijn van ons allebei te stoppen. Het was ook voor mij zwaar, omdat ik ongewild als het ware in de rol van dader belandde. Onze intimiteit en seksualiteit herhaalden het misbruik uit het verleden van Esther.

Zo konden we beiden verlangen naar intimiteit, maar als seksualiteit er (vroeg of laat) op volgde, werd voor Esther de verschrikking herbeleefd. Voor mij was het ook beschadigend, want het laatste wat ik wilde, was mijn vrouw pijn doen. Tegelijkertijd verlangde ik wel naar seks, naar de bevrijdende en bekrachtigende intieme verbondenheid. Vanuit dat verlangen bleek ik van tijd tot tijd een onbetrouwbare partner. Dit gegeven en de realisatie van de geschiedenis van vroegkinderlijke chronische traumatisering van Esther maakten, dat ik mij meer en meer terugtrok, zowel emotioneel als lichamelijk. Ik raakte onzeker en verward zelfs over mijn eigen mannelijkheid. Deze terugtrekkende beweging bleek echter ook schadelijk te zijn voor onze relatie.

Nieuwe intimiteit

Na vele opnames, en een wanhopig zoeken naar de juiste therapie kwam Esther terecht bij een traumatherapeut. Hij was de eerste die contact maakte met Esther’s binnenwereld, en al snel kwam naar buiten hoe angstig Esther was voor mensen. In het therapeutische contact werd al snel duidelijk hoezeer Esther intimiteit met seksualiteit verwarde. Zij ontdekte in de therapie dat zij door de indoctrinatie van de daders “geleerd” had, dat mannen altijd uit zijn op seks Langzaam hielp de therapeut haar om  ‘nee’  te mogen zeggen als zij daaraan behoefte had, om grenzen te mogen stellen. Esther leerde het onderscheid tussen intimiteit en seksualiteit. Door dit telkens weer te oefenen leerde zij langzaam het onderscheid tussen vroeger en nu, maar ook tussen de daders en mij. Zo ontstond er langzaam nieuwe ruimte voor intimiteit gebaseerd op wederzijds respect en liefhebben.

Door onze liefde voor elkaar die vooral gedragen werd door trouw, hebben we een weg gevonden. Wat in de weg van herstel erg belangrijk was, dat wij afspraken konden maken die niet langer van eigen verlangens uitgingen, maar gericht waren op de behoeften van de ander. Omdat Esther zo beschadigd was, waren haar behoeften uitgangspunt. In die periode leerde Esther haar eigen grenzen respecteren en vertellen.

We zijn zo schoorvoetend een weg van herstel ingeslagen, waarin we onze verlangens, onze kwetsbaarheid en onze pijn leerden verwoorden naar elkaar. We hebben gezocht hoe we elkaar recht konden doen, vooral op dat spannende en gevoelige vlak van intimiteit. Omdat seksualiteit zo bedreigend en beschadigend was geweest, zagen we af van seks. Deze radicale afspraak gaf ruimte en bood veiligheid. Zo was een arm op de schouder precies dat, niet meer. Zo kon intimiteit helend worden en zo kon Esther leren mij los te zien van daders. Door deze ruimte ontstond de mogelijkheid om lichamelijkheid te ervaren zonder enige vorm van dwang of angst en te leren liefde te ervaren en je ten diepste gekend en erkend te weten. Dit raakt ook aan existentiële levensvragen: mag ik er zijn? Heeft God mij gewild?

Tegelijkertijd bleven we open tegen elkaar over onze verlangens. Ook mensen die misbruikt zijn, willen graag mooi gevonden worden, geliefd en gekend zijn. Het bijzondere was dat na verloop van tijd er ruimte kwam om opnieuw over seksualiteit in gesprek te gaan. Nu we vanuit een heilzame intimiteit elkaar opnieuw hebben leren ontdekken, is seksualiteit niet langer bedreigend. Er is het vertrouwen in elkaar dat we zeggen als het niet goed en fijn is, en dat de ander dan ook stopt. Vanuit dat vertrouwen en die intimiteit kunnen we seksualiteit beleven zoals het bedoeld is: elkaar leren kennen tot in het diepst van onze ziel.

 

Alexander Veerman

 

R. Ganzevoort en A.L. Veerman, Geschonden lichaam. Pastorale gids voor gemeenten die geconfronteerd worden met seksueel geweld (2000).

Veerman, A.L. (2005). Ontredderd: Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd.

Zie ook

20 juni 2016

miniatuur Schiermonniken

Ze zijn terug! Sinds het begin van dit jaar wonen weer monniken op Schiermonnikoog. Terug van weggeweest, zei burgemeester Stellinga, die hen welkom heette. Cisterciënzer monniken woonden eeuwenlang op het eiland. Hun habijt was toen grijs (schier), en het eiland werd er naar vernoemd: het eiland van de grijze monniken, Schiermonnikoog… Lees verder

20 juni 2016

Korte berichten

Mensen

Emeritus predikant Johan Goud is van 1 september – 1 januari aangesteld als interim predikant in Twente. Eind augustus nam Foeke Knoppers daar afscheid als predikant… Lees verder