Schuif aan, tast toe, er is op je gerekend.
Op 25 maart jongstleden organiseerde de Landelijke Taakgroep Contactleden een dag over rituelen. ‘Houvast!’ had deze dag als titel. Als voorzitter van deze taakgroep heb ik elk jaar de dankbare taak om deze dag met een kleine overweging af te sluiten. Ik begon deze keer mijn overweging met een gedicht van Jean Pierre Rawie:
Ik houd het kleine ritueel in ere, opdat je elk moment terug kunt keren.
Iedere dag, wanneer het avond wordt, maak ik de tafel klaar: een extra bord,
bestek, je eigen stoel, een kaars, een glas, alsof je enkel opgehouden was.
Ik hoor (hoe kon ik denken dat hetgene waardoor ik ben, voor altijd was verdwenen?),
ik hoor, alsof de woning nog bestond, het grind, de klink, het aanslaan van de hond,
en je komt binnen op het ogenblik dat ik de lamp ontsteek, de bloemen schik.
Ik hoop alleen dat ik dan rustig blijf en haast niet opziend van mijn stil bedrijf
de woorden vind, als was het vanzelfsprekend: Schuif aan; tast toe: er is op je gerekend.
Ik houd het kleine ritueel in ere….
Het dagelijks leven is vol rituelen en veel van die rituelen hebben hun plaats rond de tafel. Hoe je de tafel dekt, de stoelen schikt, wie waar, een kaars, een glas… Wat dit gedicht voor mijn gevoel uitdrukt, is dat een ritueel je ook helpen kan om een bepaald verlangen te voeden en in leven te houden. Vast te houden. Rituelen kom je tegen in veel vormen, zo leerden we in de workshops tijdens onze Contactledendag: gebaren, woorden, verhalen, liederen, dansen, handelingen. Vormen om tot uitdrukking te brengen wat belangrijk is, wezenlijk. Zonder vormen gaat het immers niet. Verlangen moet gevoed worden.
Ook geloof vraagt daarom om zulke vormen: om verhalen, woorden, gebaren. Om te doen, zoals bijvoorbeeld het Avondmaal. Want dat is, naast alles wat het ook is, voor mij vooral ook een oefening in samen delen, in het goede leven vieren met elkaar.
‘Schuif aan, tast toe, er is op je gerekend’.
Maar, het zit ook niet in de vormen alleen. Want als geloof alleen vormendienst is, zonder doorleefde inhoud, dan droogt het op den duur op. Dan ben je op een gegeven moment aan het bidden of zit je in de kerk en denk je, wat ben ik eigenlijk aan het doen?
Afgelopen jaar volgde ik een opleiding voor professionele begeleiders over rouw en rituelen bij Phoenix Opleidingen in Utrecht, genaamd: ‘Op de rand van het licht’. Eén van de examenopdrachten bestond uit het schrijven van een scriptie waarin we onder meer antwoord moesten geven op de vraag: Hoe maak jij in je werk als professional een bedding voor je cliënt of je groep en het ritueel?
Ik antwoordde daarop het volgende: ‘Als ik deze vraag lees word ik behoorlijk opstandig: ‘Ik doe niet anders!’ Mijn predikantenleven bestaat toch uit niet veel anders dan rituelen? Eigenlijk is alles ritueel: van pastoraal gesprek tot uitvaartdienst. En steeds weer ben ik bezig met de ander, met diens bedding. Met welkom, veiligheid, geborgenheid, thuis en goed afscheid nemen. Voor de ander. En ik? Ik ben die veilige haven, waar men even binnenvaart, de ladingen lost en opnieuw bevoorraadt. En dan gaat men weer weg. Ik ben er ook heel goed in. In laten lossen en bevoorraden. Dus het voelt vertrouwd èn het is soms ook heel eenzaam. Want: hoe zit het met mijn bedding?’
In een supervisiegesprek met één van de opleiders, Conny, over mijn worsteling, vraagt zij of ik wel eens bid. Ik antwoord verbaasd: ‘Natuurlijk, ik ben immers predikant en dus professioneel bidder….’ Maar dat is niet haar vraag. Nee, ze bedoelt of ik wel eens voor mij zelf bid. En zie, daar daagt ineens een antwoord op mijn opstandige vraag, een vorm voor mijn intense verlangen naar bedding.
Nog diezelfde avond schrijf ik twee gebeden voor mezelf. En als ik die zondag in mijn eigen dienst die gebeden laat klinken, heb ik echt antwoord: zo word ik behalve begeleider ook deelnemer aan mijn eigen ritueel en maak ik ook bedding voor mijzelf. Op het moment dat ik een gebed van mijzelf laat klinken voel ik mij gekend en gedragen: door mijzelf, door mijn gemeente en door iets dat groter is. Bedding en houvast. Een ontroerend antwoord.
Gebed om licht
er zit een waakvlam in mezelf
die flakkert op en neer
soms geeft ze mij een warm gevoel
soms brandt ze haast niet meer
dan lijkt in mij wel alles dood
en kruip ik in mijn schulp
en roep: wat moet ik zonder jou
ik wacht hier op jouw hulp
ik voel mij bang, o god,
ik wou dat jij er was
de grond waarop mijn voeten staan
die voelt als een moeras
er zit een waakvlam in mezelf
die gaat steeds op en neer
soms geeft ze mij een warm gevoel
soms brandt ze haast niet meer
ik weet: die waakvlam in mijzelf,
mijn lieve god, ben jij
jij gaat nooit uit, maar blijft steeds aan
jij licht mij altijd bij
Geloof mogen wij vieren in onze rituelen. Daarin wordt ons verlangen bevestigd.
Maar als het van binnen niet klopt, als een levend hart, dan toont zich dat aan de buitenkant. Als het verlangen waar het ritueel van leeft, is afgestorven of opgedroogd, dan begint de verf van ons geestelijk huis af te bladderen
Rituelen gaan over buiten en binnen. Over uit en thuis. Over hart en hand. Over houvast en verlangen. Wat moet je meer zeggen? ‘Schuif aan, tast toe, er is op je gerekend’.
Evelijne Swinkels-Braaksma
predikant Vrijzinnigen Baarn, Doopsgezinden Baarn/Soest, Vrijzinnigen Soest
‘Geef mij maar een vraag en geen antwoord’ is een beroemde dichtregel van dichter Rutger Kopland. De zin lijkt naadloos van toepassing op de Remonstranten, alhoewel Kopland zelf niet veel met religie op had… Lees verder
Wat biedt Remonstranten zelf eigenlijk houvast? Peter Korver vroeg het aan mensen in zijn gemeente en aan collega-predikanten… Lees verder