Intussen in Dordt (5)

Intussen in Dordt (5)

‘We sturen jullie weg! Eruit! Ga weg!’ Deze woorden klonken, tot ontstentenis van de aanwezigen, op 14 januari 1619 luid door de Kloveniersdoelen in Dordrecht, waar de Nationale Synode in vergadering bijeen zat. Maar dan in het Latijn, want dat was de voertaal van de Synode. ‘Dimittimini, exite, ite.’ Zij kwamen uit de mond van synodevoorzitter Johannes Bogerman, die bij de laatste woorden ook nog eens zijn handen tegen elkaar sloeg.

Wie weg gezonden werden, waren de veertien remonstrantse predikanten. Zij waren niet als deelnemers, maar als aangeklaagden bij de Synode aanwezig: gedaagd om zich te verantwoorden voor hun rekkelijke opvattingen. Op 6 december 1618 verschenen zij voor de Synode. Een dag later hield hun intellectuele voorman Simon Episcopius in een lange toespraak een warm pleidooi voor verdraagzaamheid en voor een pluriforme vaderlandse kerk zonder belijdenisdwang.

Kun je de genade weerstaan?

Dat het geduld van Bogerman in januari was opgeraakt, had te maken met de aanhoudende pogingen van de Remonstranten om zich, vijfendertig zittingen lang, een andere positie aan te meten dan die van aangeklaagden. Wat Episcopius en gezellen probeerden te bewerkstelligen, was dat zij de onhoudbaarheid van de calvinistische leer van de dubbele predestinatie mochten aantonen. Die leer hield in dat God al van eeuwigheid af heeft bepaald wie gered zullen worden, de ‘uitverkorenen’ dus, en wie verdoemd, de ‘verworpenen’.

Vooral het laatste punt druiste in tegen het geloof van de rekkelijke remonstranten. Dat de eeuwige zaligheid van alle mensen te danken is aan het heilswerk van Jezus Christus, was voor de Remonstranten van die tijd geen punt, en ook niet dat de mens alleen maar tot geloof kan komen als hij ‘door God in Christus door de Heilige Geest herboren is.’ Zo stond het in de Remonstrantie die negen jaar eerder, op 14 januari 1610, door vierenveertig predikanten was ondertekend en die aan de Remonstranten hun naam gaf. Ook voor hen gold: alles is uiteindelijk genade. Maar wel gingen zij ervan uit dat die genade niet dwingend werkt. De mens kan die genade afwijzen. Hij kan haar ‘weerstaan’. Hij kan, door nalatigheid of welke andere oorzaak ook, van de gegeven genade afwijken, haar verwaarlozen en zijn goede geweten verliezen. Kortom, er wordt ook iets van ons gevraagd.

Dat aspect kwam in het vierde en vijfde ‘leerpunt’ van de Remonstrantie van 1610 naar voren en daar zat voor de strikte calvinisten de angel. Alleen al de gedachte dat de mens de genade kon weerstaan, was voor hen een gruwel. Want die gedachte zou afbreuk doen aan de absolute prioriteit van Gods wil en de kracht van zijn genade. Vanuit die gedachte was het onverdraaglijk dat Gods heil aan alle mensen aangeboden werd, dat dit aanbod dus universeel was, en dat het een kwestie van ons menselijk geloof is om dit aanbod in ontvangst te nemen. Daarmee krijgt de persoonlijke geloofsbeslissing van mensen voor de strikte calvinisten een veel te grote rol. En dat zou afbreuk doen aan het ‘sola gratia’ van de Reformatie: de mens wordt door genade alleen gered en die genade werkt ‘onwederstandelijck’.

Mensbeelden

Aan deze betrekkelijk technische theologische discussie, voor veel vrijzinnigen in onze tijd wellicht een ‘ver-van-mijn-bed-show’, ligt een verschil in mensvisie ten grondslag. De Remonstranten gingen, daartoe geïnspireerd door Erasmus en het bijbels humanisme, uit van een veel optimistischer mensbeeld dan de calvinisten. Zij respecteerden de rol van de vrije wilsbeschikking van de mens: de mens kan met de genade meewerken, maar hij kan dat ook weigeren. God biedt zijn genade aan de mens aan. Daardoor wordt er in de mens iets in beweging gezet en komt hij tot geloof. Maar de mens kan de genade ook afwijzen. Dan komt hij niet tot geloof.

Voor de strikte calvinisten was dat ‘tot geloof komen’ niet iets dat uit de mens zelf kwam. Zij gingen ervan uit dat uit de mens zelf, als gevolg van de erfzonde, niets goeds kan komen. Dat een mens tot geloof komt, is het gevolg van Gods besluit dat die mens tot geloof zal komen. Als God het niet wil, gebeurt het niet. ‘Evenmin als een dode het vermogen heeft om zichzelf uit de dood op te wekken, heeft de zondige mens uit zichzelf het vermogen om zich oprecht tot God te bekeren en in Christus te geloven,’ zo formuleerde de Contraremonstrantie van 1611 het.

Oecumenisch argument

De bestuurders van de Synode van Dordrecht vonden dat de Remonstranten door hun opvattingen afgevallen waren van het ware gereformeerde geloof. Daar moesten zij ten overstaan van de Synode verantwoording voor afleggen. Maar de Remonstranten probeerden de rollen om te draaien. Zij hoopten te mogen uiteenzetten waarom de calvinistische leer over de predestinatie onhoudbaar was, en dan vooral de opvatting dat God ook al van eeuwigheid af heeft beslist wie voorbestemd zijn voor de hel: de zogenaamde reprobatieleer. Zij vonden die opvatting een aantasting van de menselijke vrijheid, maar ook vonden zij dat daarmee Gods eeuwige besluit een wreedheid en een liefdeloosheid kreeg die niet bij God past. Jacobus Arminius had in 1608 al twintig argumenten tegen de calvinistische predestinatieleer aangevoerd, waarvan het twintigste luidde: deze leer wijkt af van wat in het merendeel van de christelijke wereld wordt geleerd, een argument van oecumenische aard dus. Wellicht had Episcopius tien jaar later gehoopt om door op eenzelfde wijze te argumenteren de steun te krijgen van de buitenlandse gedelegeerden bij de Synode van Dordrecht.

Maar het mocht niet zo zijn. IJverig probeerden de Remonstranten de bevoegdheid te ondermijnen van de Synode om als geloofsrechtbank op te treden. Maar hun vasthoudendheid wekte alleen maar irritatie, met de wegzending op 14 januari als gevolg. Met de woedende uitroep van de synodevoorzitter werden de Remonstranten niet alleen uit de vergadering weggejaagd, maar ook uit de vaderlandse kerk. Daarmee kwam een einde aan de droom van een pluriforme kerk in de Republiek.

Peter Nissen
remonstrants predikant in Oosterbeek en hoogleraar Oecumenica aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Serie artikelen ‘Intussen in Dordt’

Peter Nissen schrijft een serie artikelen ‘Intussen in Dordt’ over de historische gebeurtenissen die 400 jaar geleden hebben bijgedragen aan het ontstaan van de Remonstranten.  Lees verder

 

Zie ook

Het gezicht van Martje Saveur  
7 februari 2019

Het gezicht van Martje Saveur  

Martje Saveur – Hofstee (1940) en haar man Jan Saveur zijn sinds de jaren zeventig actief betrokken bij de remonstrantse gemeente Haarlem. Ze wonen in een prachtig huis in Bloemendaal. ‘Harep Slamat’ staat er op de gevel: ‘Op hoop van zegen’ in het Indonesisch.. Lees verder

7 februari 2019

Het feest gaat beginnen 

Het is zover. In 2019 bestaat de Remonstrantse Broederschap vierhonderd jaar en dat willen we weten ook. Er staan allerlei festiviteiten op stapel, sommige meer terugkijkend en herdenkend, andere juist vooruitkijkend naar de toekomst… Lees verder