Verdraagzaamheid en diversiteit zijn kernwaarden van de Remonstranten. We spreken ons uit tegen homohaat en homodiscriminatie en koesteren verschillen in geloofsopvattingen in eigen kring. Over racisme gaat het minder vaak.
Komt onze stilte voort uit de voor ons zo kenmerkende individualiteit van de geloofsbeleving, enige terughoudendheid om geloof te betrekken op politiek-maatschappelijke zaken? Is antiracisme voor ons vanzelfsprekend? Er is ook een andere mogelijkheid: de nu ervaren onmacht van grote groepen mensen staat ver van onze eigen ervaringen af. Waar wij wat geloofsbeleving divers zijn, zijn we sociaal-maatschappelijk buitengewoon homogeen en als homogene groep zijn we behoorlijk geprivilegieerd.
Hoewel het kwaad van het racisme onszelf vermoedelijk grotendeels bespaard blijft, is discriminatie velen van ons persoonlijk, op grond van bijvoorbeeld geslacht, leeftijd of geaardheid, wel bekend. Daar spraken en spreken we ons tegen uit. Zou dat ook niet moeten gelden voor het maatschappelijke en institutionele racisme waardoor het in de VS anno 2020 uit de hand loopt en dat ook door velen in Nederland wordt ervaren? Als we dat vinden, zijn we dan ook verantwoordelijk voor het aankaarten van ongelijkheid in onze samenleving? Moeten we dan opstaan vanuit wat soms ‘de witte stilte’ wordt genoemd en durven erkennen dat de eigen geprivilegieerde positie niet langer acceptabel is?
Voor de meesten van ons geldt: wij zijn van ‘na de oorlog’. Het zijn vaak onze ouders en grootouders geweest die ons hebben verteld wat oorlog betekent, namelijk angst, haat, terreur, racisme, onderdrukking, onvrijheid, honger, dood. Wie jong was tijdens de bezetting of geboren werd in de jaren erna, heeft mogen opgroeien tussen hoop en vrees… Lees verder